Auteurschap op de schop

0

Dat de muziekindustrie niet om muziek draait, blijkt wel uit de hamvraag die platenmaatschappij, als artiest, alsook auteurs zich steeds meer gaan stellen: kunnen we nog wel geld verdienen met muziek? Dat de rechten op muziekwerken van enorme waarde zijn, blijkt wel uit de enorme bedragen die soms worden betaald voor een catalogus van een uitgeverij of specifieke auteur. Maar wat te doen als men vanuit de muziekindustrie deze waarde probeert te handhaven, maar vanuit de consument al een inflatie is ontstaan?

De laatste 2 jaar is de samenstelling van mijn klantenkring, die ik als mastering engineer mag bedienen, enorm veranderd. Waar eerst nog 80% van mijn werk via de grote platenmaatschappijen (Universal, EMI, SONY en BMG) binnenkwam, is diezelfde 80% nu afkomstig van particulieren, oftewel de artiest zelf. Het zal niemand ontgaan zijn, maar als je het op dit moment als bandje wil maken, zul je er zelf achteraan moeten gaan. Een deal bij een platenmaatschappij zal je geen extra bekendheid of verkoop opleveren, dus handen uit de mouwen. De meesten organiseren zich niet alleen via social media (Facebook, Twitter of MySpace zijn onontbeerlijk), maar ook zakelijk regelt men alles zelf (Kane staat in mijn facturatieprogramma nu onder Kane B.V.).

Je zou denken dat dit weer terug naar af is. Voor het marketing-, promotie- en verkoopwerk had je juist de platenmaatschappij, zodat de artiest creatief bezig kon zijn. Nu ze dit erbij moeten doen, komt dat in het geding met de creativiteit en de betrokkenheid met de productie. Niets is minder waar, nog nooit heb ik zo vaak de betrokken band of artiest in de studio tijdens de sessie gezien, als afgelopen jaar. Voorheen was men te druk met fotoshoots, planning van TV- en radio-optredens en interviews, nu is men daarnaast veel meer gefocust op de performance, de juiste sound, het bepalen van de single en het perfectioneren van hun ‘kindje’. Het is duidelijk een ‘en-en’-verhaal en niet ‘of-of’. Zelf beslissen of die gitaarlick er nu wel of niet in moet, maar ook of er 1200 euro uit de kas moet voor het inhuren van een radiopromoter of dat geld gebruiken voor een YouTube-clip.

Show me the money!

Waar de inkomsten dan vandaan komen is eigenlijk dan niet meer zo belangrijk, als ze maar binnenkomen. Is het niet via de CD-verkoop, dan wel door de vele optredens die door de gratis downloadhit zijn ontstaan. En is het niet door optredens, dan wel door de centen van de commercial waarin een track van de artiest is te horen. Zowel artiesten, als ook platenmaatschappijen zullen niet ontkennen dat het om het totaalplaatje gaat en een leuk liedje alleen niet meer genoeg is.

Right Jaargang 3 nr 1Hans van Berkel, directeur van de SENA, stelt in een artikel in het eigen clubblad “Right!”, dat het draagvlak voor handhaving van de wettelijke basis van de vergoedingsregelingen, de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten, kleiner wordt. Voor een bedrijf dat jaarlijks miljoenen euro’s incasseert (en uitbetaalt), gegenereerd door het draaien van muziek op radio en in het openbaar, is dit een heftige uitspraak. Een reële uitspraak echter ook.

Muziek heeft minder waarde gekregen. De ruimte voor CD’s in de schappen in de Free Record Shop wordt verdrongen door games en films. Het concertbezoek neemt af en het bioscoopbezoek neemt toe. Men betaalt graag voor sms’en, bellen, internetten, kabel, maar een tientje per maand voor Spotify wordt zwaar afgewogen. Over het gevolg kunnen we duidelijk zijn, alleen de oorzaak en de oplossing lijkt anders dan Van Berkel stelt. Hij geeft aan dat de tijdsbesteding van jongeren andere prioriteiten heeft (ik wil dat gelijk naar alle lagen van de bevolking doortrekken) en dat er minder tijd is voor vrije tijdsbesteding, naar aanleiding van een onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau. De 37 uur die op dit moment voor jongeren nog te besteden zijn, brengen ze voornamelijk door met televisiekijken (12 uur), gamen/chatten/sms’en (5 uur) internet (15 uur) en waarschijnlijk sport of andere hobbies (5 uur). Conclusie van Van Berkel: minder tijd voor consumptie van muziekproducten.

En daar wringt zich de schoen. Is het niet zo dat de 1 à 2 uur pure muziekconsumptie is vervangen door 37 uur gemengde consumptie? Tijdens het TV-kijken luistert men naar een iPod of komt tijdens “Grey’s Anatomy” een nieuwe hit voorbij. Tijdens het gamen kun je meestal je eigen muziek selecteren, op internet heeft haast elk YouTube-filmpje een eigen soundtrack of staat Spotify op de achtergrond z’n werk te doen en tijdens de overige 5 uur loopt men zijn of haar favoriete keuze aan anderen op te dringen door de kleine speakertjes van een mobiele telefoon (een actie die ik als audiofiel nog steeds niet kan bevatten, maar het is altijd weer beter dan de breakdance-boomboxen uit de jaren 80). Oftewel, muziekconsumptie is vertienvoudigd en het teveel aan muziek zorgt voor waardevermindering. Van Berkel ontkent dit overigens niet, aangezien hij eerder in het artikel aangeeft dat er teveel content tot onze beschikking staat en dat muziek een commodity begint te worden.

Waardeloos

Feit is dus dat muziek qua beleving een waardedaling heeft ondergaan doordat enerzijds het teveel wat men veelal gratis kan aanwenden en dat stukje extra waar je dan voor moet betalen, niet meer interessant is. Anderzijds zijn de alternatieven (games, films, internet etc.) dus interessanter en van meer waarde. Van Berkel concludeert dat een herstel van belevingswaarde noodzakelijk is en een verantwoordelijkheid van de muzieksector is.

Noodzakelijk waarvoor? Opdat de consument muziek weer pur sang gaat beluisteren? Opdat men weer geld voor muziek wil betalen? Ik betwijfel of de muzieksector zelf dit effect zou kunnen creëren. Ik zou het schandalig vinden als men het zou wijten aan de kwaliteit van de hedendaagse muziek. Als we kijken naar de oorzaken hiervoor, zou je nog eerder kunnen stellen dat we het aanbod moeten slinken, maar daar is het toch echt te laat voor. Het feit accepteren lijkt mij de juiste stap.

Verderop geeft Van Berkel aan wat we ons dan zouden kunnen afvragen: Zijn de Auteurswet en de Wet van Naburige Rechten nog rechtvaardig en waaraan moet de sector voldoen om die wetten te rechtvaardigen? Hoe opmerkelijk dat hij stelt dat er geen draagvlak is voor een financiële vergoeding voor het gebruik van muziek, als de belevingswaarde van muziek niet zal veranderen. En als er geen vergoeding te rechtvaardigen is, dan zijn de wetten die de grondslag vormen voor deze vergoeding ook niet meer te handhaven. Een punt waar we nu met z’n allen wel zijn beland en waar politici als Femke Halsema en Mariko Peters van Groen Links langzaam naartoe willen door bijvoorbeeld de auteursrechten van 70 jaar te verkorten naar 10 jaar, zoals onlangs was te lezen in de Volkskrant.

Het begin van het einde

Maar de muziekindustrie denkt liever niet aan dit doomscenario en probeert dus op allerlei manieren toch nog een financiële ondergang tegen te gaan. De grote platenmaatschappijen zijn tegenwoordig meer in te huren als marketingapparaat en tekenen nieuwe acts alleen nog met een zogenaamd 360-graden-contract, waarbij alle inkomsten van de artiest in kwestie (dus ook uit optredens, merchandising, commercials etc.) worden meegenomen. Bands zelf nemen het verlies aan CD-verkoop mee in de berekening en proberen uit optredens en t-shirtverkoop hun winst te halen. Erwin Angad-Gaur van het Platform Makers merkte terecht op in een interview bij Radio Online, dat de initiatieven van een partij als Groen Links een groep links laat liggen die bij bovenstaande oplossingen geen baat hebben: auteurs die zelf geen artiest zijn. Neem een Han Kooreneef, John Ewbank, Tjeerd Oosterhuis of Alan Eshuis, die zelf niet degenen zijn die hun eigen composities uitvoeren. Die hebben niet veel aan t-shirt-verkoop.

lennonandmccartneyDe consument heeft eigenlijk al bepaald, hij kent muziek weinig waarde toe en als je het gaat splitsen in auteursrechten, mechanische rechten en naburige rechten, dan zal het hem een zorg zijn dat sommige mensen geen vergoeding krijgen voor het gebruik van hun muziek of op een andere slimme wijze gecompenseerd kunnen worden voor het niet betalen voor dat gebruik. De muziekrechten van alle Lennon/McCartney-songs, die nu op enkele honderden miljoenen euro’s wordt geschat, is in de ogen van de consument niet meer dan een paar cent waard. Deal with it!

Je kunt het bij de consument natuurlijk proberen af te dwingen door bijvoorbeeld een stichting in het leven te roepen die extra geld heft over lege geluidsdragers en het liefst ook MP3-spelers en harddisks, omdat men alle illegale muziek van torrentsites zo toch nog kan verrekenen. Zo scheer je alles over één kam en mocht men de muziek op CD hebben gekocht of via iTunes hebben aangeschaft, betaal je dubbel. Dat werkt dus niet.

Een nieuwe toekomst.

Voor een toekomstmodel waarbij de muziekauteur toch nog kan verdienen aan zijn composities, is het dus zoeken naar iemand die wel waarde hecht aan een compositorische bijdrage tot een hit. Oftewel, de artiest in kwestie zelf. Hij heeft baat bij goeie songs. Klinkt logisch en je hebt kans dat meerdere kopstukken uit de muziekindustrie dit zullen erkennen, maar voordat de auteurswet kan worden veranderd en een rechtstreekse deal tussen artiest en componist (zij het met een afkoopbedrag, zij het met een 360-graden-deal) kan worden gemaakt, zullen er nog aardig wat precedenten geschapen moeten worden. Met de huidige wetgeving en structuur zal dat niet mogelijk zijn, alhoewel menig omroep het wel probeert. Een componist krijgt tegenwoordig al geen geld meer voor muziek bij een programma of leader en tekent een contract waarin hij een percentage van zijn BUMA-opbrengsten afstaat aan de betreffende omroep. De opdrachtgever bepaalt op deze manier dus zelf de waarde van de geleverde muziek.

Waarschijnlijk zullen de meeste muziekauteurs huiveren bij de gedachte dat alles na tientallen jaren vastleggen, weer onderhandelbaar wordt, maar die 10 jaar van Groen Links is nog niet zo’n slecht idee. Hoe langer de rechten zijn vast te leggen, hoe meer partijen zich gaan inmengen (auteursrechtenorganisaties, uitgeverijen, platenmaatschappijen, advocaten), ieder wil een stuk van de taart en het wordt steeds moeilijker om nog wat zinnigs met de werken te doen. Kijk naar een Paul McCartney die graag zijn Beatles-muziek op iTunes ziet verschijnen, maar door de vele partijen die een stukje van de rechten bezitten en de contracten eromheen (met als basis een eeuwenoude auteurswet), waarbij je je moet afvragen waar je deze tracks dan wel kunt downloaden.