Innovatie

Social TV, Deletionism, Responsive HTML 5 Interfaces & The Payment Revolution [SXSW]

0

Op dag 3 van SXSW begint de zon te schijnen, horen we over Social TV en het recht om vergeten te worden, gaat het weer over psychologie en zien we de nagel aan de doodskist van de creditcardmaatschappijen spreken: Seth Priebatsch.

Can a social web of things keep TV cords connected?

Social TV verheugt zich in groeiende belangstelling op SXSW. Vorig jaar was er een enkel panel over het onderwerp, nu zijn er twaalf. Dat daar wat zit, dat voelt iedereen wel aan. En de financiële belangen zijn enorm, dat helpt ook.

panel

‘Wat is Social TV?’, dat is de vraag. Het is interessant om te zien dat producenten nog steeds het TV-programma centraal stellen, maar “Social TV is more like social media enriched with TV instead of TV with social media to top it all off’. Vanuit de groeiende populariteit van sociale media lijkt dat een duurzamere manier om er naar te kijken. De panelleden zijn het erover eens dat er drie niveaus van social tv te onderscheiden zijn:

Niveau 1:  Discovery

Mensen praten online over het programma, (‘ik kijk nu Game of Thrones’), waardoor anderen het ontdekken en ook gaan kijken. Dit is eigenlijk het eerste level van Social TV, en niet veel meer dan een ‘share this’ functie. Wel een cruciaal middel om mensen tijdens of na het Facebooken de TV aan te laten zetten.

Niveau 2: Engagement

Mensen worden actief met en rondom het programma, zoeken meer achtergrond info over een film op IMDB, gebruiken een tweede scherm om met elkaar over het programma te praten en zo meer. De waardebepaling van engagement staat nog in de kinderschoenen. Men voelt collectief wel aan dat er een verschuiving moet plaatsvinden van ‘impressions’ naar ‘expressions’. Maar wat is een like, tweet of registratie op HBO.com eigenlijk waard? Platte kijkcijfers zijn nog steeds leidend in de deals, die met adverteerders gemaakt worden.

Niveau 3: Influence

Dat is het volgende level, waar we gisteren ook al over schreven; invloed uitoefenen op het programma, bijvoorbeeld door te stemmen – door de week heen – wie er door moet in The Voice of Holland. Het gebied van influence is waar de innovatie lijkt te liggen, maar het vraagt ook het meest van producenten.

Een interessante vraag is of je kiest voor een custom-made app per TV programma, zoals de Top Chef app, of dat je een generieke ‘tweede scherm’-app maakt, die de standaard zet over programma’s, producenten of zelfs TV in de breedste zin van het woord. Spoilers zijn ook een probleem in Social TV. Aan de westkust ‘people go dark’ zodat hun kijkplezier niet verpest wordt door per ongeluk te lezen door iemand uit New York wie er in Game of Trones uiteindelijk vermoord wordt.

Rhonda Lowry (VP Emerging Social Web TBS Inc.) suggereert dat het wel ongeveer afgelopen is met TV zoals we dat kennen, met vaste uitzendingen van een uur. Alison Moore (Sr VP Digital Platforms bij HBO) gelooft daarentegen in het maken van kick-ass programma’s, waar mensen graag naar kijken, hoe weinig vooruitstrevend dat ook klinkt. Wij ook. Tenslotte komt het eigendom van alle geproduceerde content ter sprake. Ligt de exploitatie bij de producent of de omroep? Dat het de consumenten zijn die de feitelijk waarde creëren wordt gemakshalve even vergeten.

Right to be forgotten: forgiveness or censorship?

Het digitale tijdperk vereeuwigt informatie die ooit vluchtig was en het recht om te vergeten te worden krijgt steeds meer steun. Maar een controversieel aspect van deze rechten, is dat waarheidsgetrouwe en nieuwswaardige informatie kan worden verwijderd.

Twee boeiende kampen zijn ontstaan, de Preservationists en Deletionists. Preservationists geloven dat het web de meest uitgebreide geschiedschrijving van de mensheid ooit is. Zij voelen de plicht om die digitale erfenis te beschermen zonder censuur. Deletionists stellen dat het internet moet leren om te vergeten, om vitale maatschappelijke waarden te behouden en dat bedreigingen van de waardigheid en de privacy van personen een onderdrukkende omgeving opleveren. De sessie wordt geleid door Jill van Matre en Meg Ambrose, beide met een achtergrond in Rechten aan Colorado University.

Ze geven een voorbeeld van een studente, die door haar moeder gebeld wordt, nadat die op Facebook gelezen heeft dat haar dochter voor 100 dollar naar bed geweest is met een kerel van 53. Die info was erop gezet door haar ex-vriendje. Waarop ze dat ex-vriendje een mail stuurt waarin ze zegt dat dat onzin is, omdat hij 55 was, en dat het ging om 1000 euro. Waarvan hij weer een screendump maakt en post op Facebook. Drie jaar later gaat ze solliciteren en wil ze dit graag ‘vergeten’ hebben. Zou dat moeten kunnen?

Interessant is dat naast financiële schade en reputatieschade er ook identiteitsschade ontstaat: je zelfbeeld verandert, doordat je steeds met die informatie wordt geconfronteerd. Alsof je vrienden elke keer dat je online gaat tegen je zeggen wat je die ene dronken avond gedaan hebt. Daar wordt een mens niet zekerder van. Eén van de uitkomsten van de sessie is dat Google een centrale spil is in dit vraagstuk, zoals in meer en meer vraagstukken, en daarin een leidende rol zou kunnen hebben.

Desiging tomorrows digital/physical interfaces

Op basis van de titel is niet goed te verwachten waar dit over zal gaan, maar het klinkt interessant. Het blijkt een redelijk academisch panel te zijn, die vanuit drie totaal verschillende perspectieven toekomstvisies geven op hoe interfaces zich zullen ontwikkelen.

Daarvan zijn er eigenlijk maar twee echt interessant: Die van David Merrill van Sifteo en Fabian Hemmert (promovendus in Berlijn). De eerste betoogt dat we meer naar ubiquitous computing bewegen. Niet meer één centrale computer, of één tablet, maar vele kleine computertjes en schermpjes, die van alles doen. Hij geeft een voorbeeld van het spel dat hij heeft ontwikkeld: Sifteo. Blokjes met schermpjes waar vele spelletjes mee te doen zijn. In feit kleine minicomputertjes. Een speels maar effectief voorbeeld van waar het heen kan gaan. Zie ook het Youtube videootje over dit spel hieronder.

 

Accepteer cookies

Fabian Hemmert houdt zich bezig met het ontwikkelen van fysiek gedrag voor digitale producten. Hoewel redelijk academisch, heeft ie een aantal heel leuke voorbeelden: bijvoorbeeld een telefoon die dikker wordt naarmate er meer data op staat. Niet handig? Wat dan te denken van een telefoon, waarbij het gewicht in de telefoon van plaats verschuift naar de plek waar meer informatie op de kaart is bij het navigeren (hier te vinden op zijn persoonlijke website)? Daar kun je al meer mee. Of een telefoon met een hartslag, of een telefoon die in staat is een zoen door te geven? Allemaal niet erg praktisch, maar het laat wel zien dat een fysieke beleving iets toe kan voegen aan de abstracte digitale ervaring.

Creating responsive HTML5 interfaces

Stephen Woods is front end architect voor Flickr en houdt zich intensief bezig met het ontwikkelen van de mobiele interface in de browser voor Flickr. Hij geeft veel technische en praktische tips voor het ontwikkelen voor touch in de browser. We delen hier drie nuttige tips, die in sommige gevallen tegenstrijdig zijn met wat de sprekers van gisteren op dit gebied verkondigden.

  1. Het gaat om de gepercipieerde snelheid van het gedrag
    Het is essentieel in een touchinterface dat de feedback die je krijgt continu is. Daarom kun je bij het scrollen op een iPhone voorbij het einde van een pagina scrollen. De gebruiker blijft ‘voelen’ dat de interface nog responsief is, anders lijkt de interface vastgelopen. Programmeer dus zo, dat er altijd respons is.
  2. Tip 2: Gebruik zo min mogelijk Javascript libraries
    Javascript libraries genereren een fikse hoeveelheid overhead op de performance. Beter is het om dingen mean & lean zelf te maken. Als je daartoe in staat bent.
  3. Tip 3: (voor de echte geeks) beschouw de DOM in een mobiele browser als ‘read-only’
    Het schrijven naar de DOM is dermate kostbaar in termen van geheugengebruik en processor, dat dit onacceptabel traag wordt.

De hele presentatie van Stephen Woods (met veel technische tips) zie je hieronder.

The Payment Revolution is coming: welcome to interchange zero

Seth Priebatsch kennen we nog als keynote speaker van vorig jaar over gamification. Gebleven is zijn onnavolgbare woordenstroom, het oranje T-shirt en zijn oranje sportzonnebril op het hoofd. We vragen ons af of hij sinds het vorige praatje wel geslapen heeft. Maar ook gebleven, is zijn vermogen om een wervelend, vermakelijk en visionaire presentatie te houden.

Priebatsch legt op een prachtige manier een verband tussen de snelle opkomst van mobiele payment providers, het feit dat voor het eerst in 30 jaar de kosten van betalingstransacties naar beneden gaan en wat dit voor geweldige stimulans voor de economie kan zijn. Laten we het proberen kernachtig uit te leggen.

Zijn uitgangspunt is: “wat zou het betekenen als er geen kosten meer zouden zijn voor betalingsverkeer?” Kortom: als er geen marges meer betaald worden aan banken of creditcardmaatschappijen puur voor de transactie. Om een idee te geven: conservatieve schattingen stellen dat er ongeveer 50 miljard aan transactiekosten naar de payment providers vloeien, ook voor iets simpels als een pinpasbetaling. Zou dat geld ergens anders terecht kunnen komen?

De snelle opkomst van vele nieuwe betalingsbedrijven via mobiele telefoons (Google bijvoorbeeld, maar ook Starbucks met hun app) brengt enorm veel concurrentie in een markt die traditioneel door Visa en Mastercard werd beheerst. Deze maken het mogelijk een nieuw verdienmodel te bedenken voor betalingen. Dat verdienmodel zit eigenlijk verpakt in de statistische waarde van al die transacties die bij de payment providers ligt. Zie het als “Foursquare check-ins on steroids”. Je kent het tijdstip, de intentie, de waarde, de plaats van de betaling en ga zo maar door. Dat is van grote waarde voor een business. Dus niet kapitaliseren op de transacties zelf, maar op de context van de transacties.

Door gameprincipes te verbinden aan deze gegevens (gamification blijft zijn ding…) kun je met deze gegevens je omzet sterk verhogen. Zo kun je mensen via gameprincipes belonen door ergens vaker terug te laten komen, of door ze terug te laten komen op momenten dat dit minder voor de hand ligt. Hij geeft een voorbeeld van restaurants die korting bieden als het regent. Door deze gegevens slim in te zetten kun je een fikse omzetstijging voor elkaar krijgen. Van deze meeropbrengst (dus niet over de gehele omzet) betaal je dan een percentage aan de betalingsprovider.

Mooi bedacht en visionair ook, maar of het reëel is valt nogal te bezien. Zeker is wel dat het de economie zal helpen als de kosten van de transacties naar beneden gaan, die rekening komt immers uiteindelijk gewoon bij de consument.

How brain science turns browsers into buyers

Dit panel, door Clark, Dooley, Halpern en Pradeep, was eigenlijk een wilde verzameling van grotere en kleinere psychologische inzichten. We noemen hieronder de twee belangrijkste.

Doppelgänger effect

Je kent vast de campagnes die gebaseerd zijn op gepersonaliseerde filmpjes. Twee Amerikaanse voorbeelden zijn: Bunnies at Home en TheDexterHitlist.com. Deze vorm van video advertising werkt zo sterk, omdat mensen sowieso gewend zijn zich te identificeren met verhalen. Het is daarom een extra verrassing als je er expliciet in voorkomt. Voor wie meer wil weten: Roger Dooley heeft hierover een blogpost geschreven.

Merken op Facebook

Pradeep is toegepast neurowetenschapper en een zeer onderhoudend prater. Hij wilde weten welke beweegredenen mensen hebben om op Facebook te zijn, om merken te helpen om binnen dat medium succesvoller te worden. Hij doet verslag van onderzoek dat hij gedaan heeft onder Facebookbezoekers.

Men kijkt op FB, vooral vanwege twee redenen

  1. Wil iemand mijn vriend worden, heb ik verzoeken?
  2. Kan ik een reactie plaatsen om mezelf te uiten?

Men plaatst iets op FB, vanwege deze twee redenen

  1. Waardeer mij. Ik heb een interessant leven!
  2. Ondersteun mij. Ik ben op zoek naar reacties.

De enige manier om als merk succes te hebben op Facebook is voldoen aan één van deze vier behoeften. “Tell, don’t sell” is Pradeeps advies. Praat niet over je producten op social media, maar over end user benefit: daar liggen de vragen en de belevingswereld van je klanten. Pradeem vatte zijn onderzoeksresultaten tenslotte zo samen: “Our research shows: Facebook is not about you, it’s about me. Sorry.” (Tweet dit!)

Hier kun je alle reports van SXSW 2012 volgen.