8 internetontwikkelingen waarover je mee wilt kunnen praten

0

Zelfs ik raak nog wel eens geïntimideerd. Als ik op een netwerkborrel tussen hoofdstedelijke zwarte brillen en vlassige baardjes sta, als ik door de Emerce blader of als Alexander van DWDD weer iets nieuws heeft. Al twaalf jaar is internet mijn dagtaak en toch slaat me met grote regelmaat de schrik me om het hart: shit, wat heb ik nu weer gemist?

Ter leering en vermaek schets ik acht internetontwikkelingen waarover je mee wilt kunnen praten. In dit artikel vind je munitie om je staande te houden op netwerkborrels tussen brillen en baardjes.

1. Sociale media

“SoLoMo is here to stay.” kirde een bloedmooi Zuidas marketingmeisje vorige week nog. Ze bedoelde dat Sociale media, Location based en Mobiel internet geen ééndagsvliegen zijn. En als je de indruk wilt wekken dat je op de hoogte bent, bezig je de uitdrukking SoLoMo met het gemak waarmee je een pizza bestelt.

Op de netwerkborrels van BV-provinciestad waar ik soms kom, hoor ik het omgekeerde. Mijn collega-ondernemers in minder vooruitstrevende sectoren ergeren zich aan het Twittergedrag van hun schoolgaande pubers en menen dat die sociale media een hype zijn die wel weer overwaait: “Eerst was het Hyves, nu is het Facebook en morgen weer wat anders.” Een grotere kloof tussen wetenden en niet-wetenden is nauwelijks denkbaar. Het aantal Nederlandse Facebook-accounts overstijgt zes miljoen. Deel dit op het aantal Nederlanders en je komt op het onwaarschijnlijke getal van een derde. Nu rekenen we hier ook de fanpages mee, maar goed: helemaal negeren kun je dit niet.

Accenten verschuiven, maar de grote platformen als Facebook, LinkedIn en Twitter doen het voorlopig nog wel even op het Nederlandse web. En ook Hyves blijft leven. Facebook mag je pas op als je 13 bent, dus blijft Hyves het Facebook voor kinderen. Een wise-ass opmerking die het in deze context nog altijd leuk doet, is zeggen dat degene die Hyves nog voor vele miljoenen aan TMG verkocht dé salesjongen van 2010 was.

2. Location based

Bedrijven en andere organisaties proberen in te spelen op de plek waar mensen zijn. De gedachte is dat je als jonge moeder in de buurt van Kruidvat een melding op je telefoon krijgt als de Pampers in de aanbieding zijn. Deze ontwikkeling lijkt inmiddels over zijn top. Ik ken niemand die gebruik maakt van Local Search van Google, de aanbiedingen-App van Wehkamp bestaat niet meer. Ik vind Twittervrienden die voortdurend ergens inchecken met Foursquare enorm irritant. En wanneer ik gemeenten coole dingen zie proberen met kaartjes en telefoon-alerts maak ik me onwillekeurig zorgen over de besteding van mijn belastingcentjes.

Toch is het nooit verstandig om hardop te twijfelen aan een zo’n grote ontwikkeling. Houd wijselijk je mond of neem een voorbeeld aan Martijn Arts. Hij opperde dat de ontwikkeling ‘local’ ondergronds gaat. Volgens een modelletje van ene Gartner dat ‘Hypercycle of new media’ heet, zal local in de luwte na de eerste overspannen verwachtingen uitgroeien tot volwassenheid.

Hypercycle of new media

Voor elk gesprek over trends waar je je staande moet zien te houden, blijkt Gartner’s Hypecycle of new media buitengewoon verdienstelijk. Een trend piekt, dipt en wordt volwassen. Desgewenst tover je onderstaande grafiek tevoorschijn. Niemand die hier nog overheen gaat.

3. Mobiel internet

Vroeger had je een computer. Op de studeerkamer. Boven. Daar ging je af en toe achter zitten en dan ging je surfen op het web. Met je 56k modem. Toen kwamen de smarttelefoons en de onbeperkte data-abonnementen. Vanaf toen was iedereen altijd online. En de iPads kwamen, zodat ook Henk en Ingrid ’s avonds op de bank voor de televisie het web op gingen. Een vraag die klanten mij als webbouwer vaak stellen: moet ik een mobiele website? En dan is men bang dat de gewone website niet via een telefoon of tablet benaderd kan worden. Ter geruststelling: een gewone website – mits een beetje fatsoenlijk gebouwd – is gewoon te bekijken met een telefoon of tablet. Je hoeft dus, om mobiel gevonden te worden niet per se een mobiele versie. Wanneer je weet of het vermoeden hebt dat bezoekers mobiel met heel andere zoekvragen op je website komen of je hebt budget teveel kun je een mobiele website overwegen. Lees meer hierover bij ‘responsive webdesign’.

Het mondiale perspectief doet het als je lekker staat mee te praten altijd aardig. Hier in West Europa en in de VS is de desktop bij het ontwerpen van websites de standaard. Het begint met de gewone computer en men zorgt dat ook op andere apparaten de boel er een beetje normaal uitziet. In grote delen van Azië en Afrika is het desktopstadium nooit geweest. Daar begint het internet mobiel. Smartphones en groei van de bandbreedtes brachten internet naar die verre contreien. Internet ìs er mobiel.

Omgekeerd ontwerp: zij ontwikkelen voor mobiel en pas in tweede instantie voor desktop. Je kunt je voorstellen dat deze ontwikkeling enorme gevolgen heeft voor het webdesign: innovatief ontwerp voor kleinere schermen en touchscreens.

4. Responsive webdesign

Als je ‘responsive’ zegt, zet je onder webbouwers meteen iedereen op scherp. Elke zichzelf respecterende bril of baard heeft er een mening over. Een responsive website is een website die reageert op het apparaat waarmee hij benaderd wordt. Op een smartphone toont hij een andere versie van zichzelf dan op een desktop. En op een tablet ziet hij er weer anders uit, zie voor voorbeelden mediaqueri.es. Nu is elke fatsoenlijk gebouwde website gewoon te bekijken met verschillende apparaten, maar er zijn webbouwers die een lay-out voor de verschillende schermen maken. Ze zorgen ervoor dat de content beter past. Zo’n responsive website ziet er heerlijk uit, maar is duur: je moet verschillende ontwerpen maken en het ding moet een aantal malen versneden worden tot HTML.

Er zijn ook webbouwers die vinden dat dit niet ver genoeg gaat en dat je voor wat betreft content ook rekening moet houden met het verschil in gebruik. Iemand die met zijn telefoon naar een website surft, zal vaker alleen een telefoonnummer of routebeschrijving zoeken dan iemand die op de bank zit met zijn tablet. Verschillende versies bieden vrijmoedig andere content. Er is een heuse stammenstrijd op dit punt. Je hebt de preciezen, het zuivere responsive kamp, dat principieel alleen de lay-out aanpast omdat je – zo vinden zij – toch geen uitspraken kunt doen over informatiebehoefte op verschillende divices. Daar tegenover vind je de rekkelijken die ook de content aanpassen. Wees je ervan bewust dat er op dit punt in webbouwland geen middenweg is, je bent voor het één en tegen het ander. De slang heeft wèl of niét gesproken. Het is maar dat je het weet.

5. The cloud

Alles in the cloud. Geen bestanden meer lokaal. Altijd overal bij kunnen omdat alles ergens op internet staat. Bestanden en programma’s die je nodig hebt immer beschikbaar. Dus vanaf de camping in Frankrijk een Wordbestandje corrigeren en het bedrijfsCRM net zo gemakkelijk thuis als op kantoor gebruiken.

De systeembeheerders van deze wereld hebben het druk met the cloud. ‘On top of mind’, zo reageren ze desgevraagd. Om ondernemingen van enige omvang geheel in de cloud te krijgen, is best een klus. Iedereen die wel eens aan een systeembeheerder heeft gevraagd of iets kon, weet hoe moeilijk dit soort dingen ligt. Maar ook op kleinere schaal is men geneigd om documenten te bewaren in GoogleDocs, samen te werken via Dropbox. De Chromebook van Google is een computer zonder harde schijf. Je logt in en that’s it. Die laptop kun je met een gerust hart van de trap laten vallen, al je spullen staan in de cloud.

Om mee te praten moet je weten dat het verschil server en client niet meer bestaat. Het hele zaakje bevindt zich op één plek; in the cloud. Mocht je nog verder willen bluffen, dan kun je iets mompelen over pakket switching. Het begrip the cloud is ontstaan door de manier waarop data getransporteerd wordt: niet meer via een vaste route maar in kleine pakketjes die als een wolk hun weg zoeken.

6. Domotica

Als je computer connected is met the cloud, kun je een stap verder gaan. Nu kun je ook je thermostaat, je BMW en je koelkast verbinden met internet. Essent lanceerde in januari een thermostaat die je via je telefoon kunt bedienen en de nieuwe BMW 3-serie heeft connected drive. Volgend jaar hoop je een koelkast te kopen die uit zichzelf aan Albert doorgeeft dat de melk en de boterhamworst op zijn.

7. Augmented reality

Een virtueel laagje over de werkelijkheid. Je kijkt door telefoon, tablet of computerbril en op datgene wat je ziet wordt informatie geprojecteerd. De wereld om je heen wordt uitgebreid met informatie van internet. Sorry, ik kan het niet eenvoudiger uitleggen. Drie voorbeelden met filmpjes:

Supermarkt

Stel, je staat in de supermarkt en de sauzen zijn in de aanbieding. Leuk, maar een paar kookideeën zijn ook welkom. Je pakt je telefoon en scant het aanbiedingsschap bij de verschillende sausjes en er verschijnen kooktips op je telefoon.

[youtube width=”420″ height=”350″]https://www.youtube.com/watch?v=XZ5_q2k55Mk

Huizenjacht

Of je bent op zoek naar een huis in het centrum van Amsterdam. Als je op Keizersgracht staat, houd je je tablet voor je en scant de omgeving. Op het scherm verschijnen de huizen die te koop staan met hun verkoopprijs.

[youtube width=”420″ height=”350″]https://www.youtube.com/watch?v=Ne-KV8ap4uE

Googlebril

Met een interactieve internetbril ben je de hele dag online. Je agenda, het weerbericht en communicatie met vrienden doe je via een computer op je neus. Veel partijen doen met meer en minder succes experimenten met augmented reality. Het supermarktfilmpje en de Googlebril zijn fictie. Maar die huizentruc via Funda en Layer bestaat al sinds 2009. Maar als je het trucje op een gemiddeld verjaardagfeestje laat zien, krijg je nog steeds iedereen onder de tafel. Probeer het eens. Layar-app downloaden en Funda opzoeken. Augmented reality spreekt tot de verbeelding. Zeg erbij dat je er nog veel van verwacht.

[youtube width=”420″ height=”350″]https://www.youtube.com/watch?v=9c6W4CCU9M4

8. Web 3.0

Web 1.0 ging over zendergestuurde informatie. Web 2.0 gaat over user-generated content. Ooit wel eens afgevraagd wat Web 3.0 zal zijn?

Door Web 1.0 en Web 2.0 komen we om in onafzienbare bergen informatie. “We’re always drowning in data.” verzuchtte voormalig CEO Eric Schmidt niet zonder boter op zijn hoofd. Web 3.0 gaat over het filteren en ranken van informatie. Web 3.0 – het semantic web – combineert data op een slimme manier zodat informatie betekenis krijgt. Ter illustratie. Wanneer je ‘paris hilton’ intikt bij Google, krijg je informatie over de blonde dochter-van. Het zou helemaal Web 3.0 zijn, wanneer je staande onder de Eiffeltoren een ander zoekresultaat zou krijgen. In dat geval zou het invoeren van ‘paris hilton’ als eerste informatie over het hotel opleveren. Informatie over je Nederlandse telefoonabonnement en locatie van het moment worden meegewogen en Google besluit dat het waarschijnlijker is dat je een slaapplaats zoekt dan dat je iets wilt weten over de Amerikaanse juffrouw.

Weer wat gemist

Acht internetontwikkelingen waarover je mee wilt kunnen praten. Zouden de dokter, de leraar biologie en de kapster ook regelmatig tussen vakgenoten staan met het gevoel: onder wat voor steen ben ik vandaan gekropen?  Worden zij ook verrast door ontwikkelingen waarvan iedereen ineens op de hoogte lijkt te zijn?

Er is troost. Na twaalf jaar borrel-intimidatie door brillen en baardjes kan ik zeggen je went eraan. “Wanneer houdt de onzekerheid op?” vroeg ik de wijze oude man. “Als je aan de onzekerheid gewend bent.” antwoordde hij. Amen.