Innovatie

New York Times R&D Lab: inspiratie voor media in de nieuwe wereld

0

Een exclusief interview met Matt Boggie, Executive Director Research and Development bij The New York Times, over hoe technologie onze omgang met informatie en data fundamenteel verandert: “De transformatie die gaande is en die gedreven wordt door data, wordt over het algemeen als een grote uitdaging ervaren, onder andere door de traditionele omroepwereld. Mijn doel in Hilversum is om mensen te vertellen waar wij mee bezig zijn en hen te enthousiasmeren voor de mogelijkheden.” Matt Boggie spreekt op het Mediapark Jaarcongres 2014, over de nieuwe wereld waarin gebruikers, data, software en omgeving met elkaar communiceren en op nieuwe manieren relaties aangaan.

In een half uur tot de kern

Een heus interview met The New York Times Research & Development Lab komt niet zomaar van de grond. Momenteel is The New York Times sowieso voorzichtig in de externe communicatie, krijg ik hier en daar mee van internationale vakgenoten. Na wat coördinatie en doorzettingsvermogen lukt het dan uiteindelijk toch om een paar slots van Matt Boggie te krijgen en pinnen wij ons gesprek vast in de agenda. Vorig jaar ging het met BBC’s Matt Danzico net iets soepeler.

Via Skype leggen Boggie en ik contact. Ik word op een groot scherm in de vergaderzaal geprojecteerd en er staat een verrassing op mij te wachten: de Executive Director Corporate Communications bij The New York Times zit in de vergaderzaal, “om mee te luisteren en aantekeningen te maken”, wordt mij verzekerd. We hebben ongeveer een half uur om tot de kern te komen. Het wordt mij gelijk duidelijk dat ik geen schijn van kans maak als het gaat om de eigen opinies van Boggie als professional en individu. Het gesprek richt zich op de algemene boodschappen zoals die ook in Hilversum verkondigd gaan worden, maar ik krijg meer tijd.

newyorktimesApplicaties en prototypes

The New York Times R&D Lab werd zeven à acht jaar geleden opgericht met als doel verder te kijken dan productontwikkeling en –cyclussen. Het R&D Lab-team bestaat inmiddels uit acht professionals (vijf man en drie vrouw) met verschillende achtergronden en expertises en onderzoekt de manier waarop nieuwe technologieën en trends van invloed zijn op de informatievoorziening in de aankomende drie tot vijf jaar.

Het team ontwikkelt applicaties en prototypes om in kaart te brengen wat voor impact de laatste mogelijkheden hebben op diverse gebieden en welke veranderingen er zullen optreden. Prototypes worden deels extern gedeeld, zodat innovatie verder kan worden gefaciliteerd en altijd met de toekomst van het medialandschap in het achterhoofd. Intern wordt er uiteraard gebruik gemaakt van de bevindingen om de concurrentie in de markt op afstand te houden.

Vellum

Op de blog van The New York Times R&D Lab worden af en toe resultaten gedeeld. Ik kom het voorbeeld van Vellum tegen, een eenvoudige leeslijst van links die contacten op dit moment delen in de Twitter-feed. Vellum richt zich op de inhoud, waardoor je weet wat je nu moet lezen. Links worden gesorteerd in volgorde van hoe vaak ze zijn gedeeld door contacten op Twitter, zodat je up-to-date kunt blijven met de meest populaire links.

“We proberen met inspirerende zaken te komen op het gebied van datamanagement en real-time informatiestromen,” zegt Boggie. “De storyteller kan in deze tijd afstappen van ongestructureerde content en weet beter dan ooit tevoren wat de verwachtingen zijn van de lezer, althans als de storyteller slim gebruik maakt van de beschikbare producten, diensten en technologieën om tot die conclusies te komen.”

Netwerkdiagrammen maken verbanden inzichtelijk

Feitelijk worden lezers, bezoekers of wat voor aanhang dan ook medewerkers en gaat de storyteller op verschillende manieren de interactie aan. Zo weet The New York Times of hun volgers kleine schermen gebruiken om informatie aan te boren of zelfs helemaal geen scherm. Verschillende tools meten exact wat het R&D-team wil weten, “altijd met verbeteringen in het vizier”, zegt Boggie nadrukkelijk.

Het team weet meteen wat voor informatie er geconsumeerd wordt en buigt zich over semantische informatie om aan alerts, sturing in redactionele aanpak en mapping te kunnen doen, zodat journalisten weten welke vervolgstappen zij het beste kunnen zetten. Via netwerkdiagrammen wordt inzichtelijk gemaakt welke verbanden er bestaan tussen zaken waarachter je zonder deze innovatieve middelen geen verband zou zoeken. Met dit soort informatiestromen wordt een hoop experimenten uitgevoerd om erachter te komen wat er allemaal mogelijk is. Het blijft natuurlijk moeilijk om te voorspellen, zelfs in de nabije toekomst, maar af en toe waagt het team zich zelfs aan de glazen bol.

??????????????????

Live data analyseren

Boggie, die inmiddels zo’n vier jaar bij The New York Times R&D Lab werkt en daarvoor veel met productontwikkelingen heeft gedaan, gebruikt graag open source-tools om live data te analyseren. “In plaats van statische informatieanalyse kunnen we gedurende het productieproces snel reageren op de directe notificaties,” legt Boggie uit. Ook andere mediapartijen voeren dit soort experimenten uit. Denk aan experimenten met koppen om te kijken welke kop de beste respons en conversie oplevert.

Aan de knoppen zitten

Waardevolle informatie dus over gedragspatronen die The New York Times R&D Lab weet te bemachtigen, onder andere voor de redactie. Ik kaart aan hoezeer de discussie rondom menselijke datahandel met een winstoogmerk in het publieke debat in Nederland aan bod komt. Voor mij ook één van de vele redenen om recentelijk mijn persoonlijke Facebook-account behoorlijk te legen, zoals ik ook in mijn opiniestuk op The Post Online vertel.

Boggie toont sympathie. “Ook in Amerika moeten we hier rekening mee houden. Wij proberen zo transparant mogelijk te zijn in de data die wij verzamelen en we communiceren de voordelen. Als onze aanhang weet wat voor informatie er precies verzameld wordt en met welk doel, dan krijgen ze meer vertrouwen. Ze zijn zich bewust van de mogelijkheden, onze interactie wordt sterker en ze krijgen het gevoel dat zij aan de knoppen zitten.”

Toepassing in de Nederlandse omroepwereld

Zelfs met weinig mankracht en expertise kunnen mediapartijen al een hoop experimenten uitvoeren. De Nederlandse omroepwereld kan daar nog wat van opsteken. Vaak zijn de inzichten op het gebied van sociaal gedrag die uit data-analyses worden verkregen, behoorlijk intuïtief. Die inzichten valideren wat partijen eigenlijk al wisten. “Gewoon doen dus. Goed naar de aanhang luisteren en relevant blijven”, vindt Boggie. De wereld verandert in rap tempo. Acht jaar geleden focuste The New York Times R&D Lab zich voornamelijk op streaming video. Nu ligt de focus op wearables en verschillende testen. Meer details over de projecten waar Matt Boggie mee bezig is, krijg ik niet.

Breed pallet aan vaardigheden en perspectieven

Nog even probeer ik Matt Boggie, het individu, aan te spreken. Of de R&D-wereld typisch een mannenwereld is, net als bij IT en technologie. Iedereen in zijn huidige team kan namelijk programmeren. Sommigen houden zich bezig met ontwerp en anderen weer meer met gaming of productie. Boggie blijft de vraag ontwijken.

Stiekem wil ik ook zijn mening over waarom er pas na 100 jaar een vrouw als hoofdredacteur bij The New York Times is aangesteld, maar mij wordt duidelijk gemaakt dat het R&D Lab losstaat van de redactie. Het gelekte innovatierapport, over de verschuiving van The New York Times naar online, komt ook niet van R&D vandaan. “Ik zie graag dat we met een divers team werken. Zo’n team brengt een breed pallet aan vaardigheden en perspectieven met zich mee. Dat is heel gunstig,” laat Boggie uiteindelijk met een lach los.

Foto intro met dank aan Fotolia.