Innovatie

Wie weet het beter, de mens of de computer?

0

Hoeveel computerkracht zouden we hebben als ieder mens in de wereld zijn rekencapaciteit zou inzetten? En hoe zou deze verzamelde kracht zich verhouden tot de capaciteit van een computer of smartphone van vandaag? Het is een van de absurde hypothetische vragen uit het net verschenen boek ‘What if’. Absurde vragen die gevolgd worden door briljante antwoorden.

Computerkracht

Je kunt een mens vragen om berekeningen uit te voeren zoals een computer dat doet. Sommetjes maken, rijtjes onthouden, rekenkundige reeksen aanvullen, woorden maken uit een aantal letters, dergelijke opdrachten. Opdrachten waarvan Asscher nu zou zeggen dat het waarschijnlijk is dat ze door robots (computers) worden overgenomen. Als je de benadering van het ‘domme werk’, zoals zojuist beschreven, kiest, dan is de conclusie dat een gewone smartphone van nu al 70 (zeventig) keer sneller is dan alle mensen in de wereld bij elkaar opgeteld. De computer wint dik.

Moore’s law

Andere benadering. Je zou het aantal synapsen in de individuele hersens van de mens kunnen vergelijken met de capaciteit van een computer. Een synaps is de contactplaats tussen twee zenuwcellen, verantwoordelijk voor de overdracht van impulsen. Je zou de synapsen in de hersens van de mens kunnen vergelijken met de capaciteit van een transistor in een computer.

Rechenaufgabe auf einem StrassenpflasterAls je zo de totale hersencapaciteit berekent, duurt het nog even voordat de computers in de wereld de mensheid hebben ingehaald: op basis van Moore’s law zal dit in ongeveer 2036 zo ver zijn. De mens wint, voorlopig.

De hypothetische waarheid

De hypothetische waarheid ligt waarschijnlijk ergens tussen deze twee berekeningen in. Maar dan nog. Neem nu de mieren. Biologisch kun je de vergelijking tussen de mens en de mier aangaan, en tot de waarneming komen dat de hersencapaciteit van alle mieren in deze wereld (de schatting is tussen de 1015 en 1016 mieren) tegenwoordig ongeveer gelijk is aan die van de mensen. En nu? We hebben de mieren ingehaald, moeten de mieren zich ergens zorgen om maken? Als we moeten voorspellen wie er nog is over een paar duizend jaar, mieren, mensen of computers, op wie zou je dan gokken?

Digital tablet over a school desk between open exercise book‘De leraar weet het toch vaak écht het beste’, is de kop boven een artikel in NRC van vorige week vrijdag. Een leraar van de basisschool weet beter welke middelbare schoolopleiding bij een groep-8-kind past dan de Citotoets. Het voortgezet onderwijs heeft zich jarenlang met een hardnekkige gedegenereerde eigenwijsheid vastgeklampt aan de digitale eencelligheid van de Cito-uitslag. En dikwijls leidt dat tot een opleidingsrichting aan de voor de school veilige kant. Want het curriculum van de school mag niet in gevaar komen: liever een veilige 5-jarige HAVO-carrière dan een riskante 6-jarige VWO-uitdaging. Als er een jaartje zitten blijven tussen zit, is dat een krasje op het schoolblazoen.

De krachtige, maar o zo domme momentenmachine

Kern van het probleem is dat je een mens in ontwikkeling laat beoordelen door een weliswaar krachtige, maar o zo domme momentenmachine. Leraren op de basisschool zijn oneindig veel verfijnder en genuanceerder in hun advies dan de hersenloze krachtpatserij van de Cito-toets. De mens wint het ruim van de computer.

Laat de computer doen waar hij goed in is, dan doen wij mensen het ook. Dat beloven we dan. En we beloven ook dat we ons zo veel mogelijk zullen laten helpen. Waar we dat zinvol achten, waarbij we tegelijkertijd toezeggen dat we nooit, maar dan ook nooit, ons eigen kritische vermogen om de waarschijnlijke redelijkheid van de uitkomsten te beoordelen laten afsterven. Misschien ook een bruikbare tip voor de accountants.

Deze column werd eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.

Foto’s met dank aan Fotolia.