Mobiele leerlingen leren met mobiel

0

Mobiel internet biedt kansen aan het onderwijs. Maar we zijn er nog niet. Daarom zijn experimenten en onderzoek van belang. In dit artikel een verslag van een gesprek met Menno Smidts, projectleider mobiel van het SURFnet/Kennisnet innovatieprogramma. En natuurlijk ontbreken in dit stuk een paar goede voorbeelden niet!

Het project

Het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma ontwikkelt innovatieve, educatieve ict-toepassingen, die voor het hele onderwijs in Nederland beschikbaar zijn en op grote schaal kunnen worden gebruikt. ‘Mobiele toepassingen en draadloze toegang in het onderwijs’ is een project binnen het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma. Het bevordert de ontwikkeling en toepassing van draadloze onderwijsapplicaties en netwerken binnen het onderwijs. Binnen het programma worden proefomgevingen opgezet waar nieuwe diensten ontwikkeld en bestaande diensten getest worden.

Kansen mobiele toepassingen in het onderwijs

Menno Smidts, al jaren betrokken bij projecten waar het draait om het verbeteren van onderwijs door de inzet van ict, ziet verschillen tussen mobiele onderwijstoepassingen en andere ict-toepassingen. “Bij veel netwerk ontwikkelingen, draait het altijd om meer snelheid/bandbreedte. Mobiele toepassingen zijn trager, kleiner, hebben lastige input, dat is waar. Maar je moet ze ook beoordelen op andere punten.”

Smidts ziet twee belangrijke eigenschappen van mobiele toepassingen die leerprocessen kunnen versterken. “Door mobiele toepassingen kunnen nieuwe manieren van leren ontstaan. In de oude situatie zit iemand achter een PC, dus op een specifieke plaats. Omdat je niet voortdurend op die plek kunt zijn, is het gebruik van de PC en dus internet ook tijdgebonden. Je zit bijvoorbeeld 3 uur per dag achter die pc. Een mobiele telefoon daarentegen heb je ieder uur van de dag bij je. Ook op iedere plek; in het bos, de bibliotheek, thuis en op school.”

Anytime, anyplace dus. Dat klinkt misschien voor de hand liggend, maar als je bedenkt wat dat kan betekenen voor het onderwijs, is het niet zomaar een loze kreet. Leerprocessen kunnen door mobiele toepassingen overal worden ondersteund. Zo heeft de Digitaleschool Wrts ontwikkeld. Dit is een veel gebruikte online toepassing waar leerlingen digitale woordenlijsten (bijvoorbeeld om woordjes Frans te leren) maken. Smidts: “Vanuit het Innovatieprogramma gaan we hen nu ondersteunen Wrts ook beschikbaar te krijgen op de mobiele telefoon. In de bus naar school, thuis op de bank of in de kantine kunnen de leerlingen zichzelf overhoren. Er worden dan leerprocessen ontlokt op plaatsen en tijden waarop dat tot nu toe moeilijker was”.

WRTS

Rijkere context

De plaatsonafhankelijkheid kan rijkere contexten bieden als het gaat om leren. Frequentie 1550 van de Waag is daar een goed voorbeeld van. Het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma is hier niet bij betrokken, maar het illustreert wel mooi de mogelijkheden. Het is een speurtocht met GPS door de stad met opdrachten en toetsen. Op die manier zien de leerlingen de gebouwen bijvoorbeeld, wat  veel meer indruk maakt. De leerlingen leren meer; een eerste onderzoek lijkt aan te tonen dat de leerlingen die de GPS speurtocht gedaan hebben een veel meer hadden onthouden dan de leerlingen die over hetzelfde onderwerp in de klas les hadden gehad.

Funfactor en content

Het anytime, anyplace principe biedt dus kansen voor het onderwijs. Maar alleen dat maakt niet alles wat mobiel is direct geschikt voor het onderwijs. Vaak wordt ICT ook in het onderwijs ingezet, omdat de leerlingen het zo leuk vinden. Maar de vraag is: hoe lang blijven ze het leuk en bijzonder vinden? De funfactor raakt uitgewerkt, geeft Smidts aan. En waar zijn dan de andere voordelen? Goede content blijft natuurlijk belangrijk. “De aanname is dat je meer en sneller kan leren met mobiele toepassingen, maar wat en hoe precies dat moet nog blijken.”, aldus Smidts. Het project van SURFnet/Kennisnet probeert onderbouwingen te vinden; wanneer werkt het wel en wanneer niet? En wat mag je wel en niet verwachten?

Voorwaarden en drempels

Voorwaarden voor een succesvolle onderwijstoepassing ziet Smidts op verschillende vlakken. “Allereerst moet er natuurlijk sprake zijn van educatieve verbetering: voegt het wat toe in die zin dat leerlingen meer of andere dingen leren?” Dan is het de vraag of het technisch mogelijk is en ook organisatorisch; kan het worden ingebed in de klassenorganisatie? Ten slotte is natuurlijk ook de financiële haalbaarheid van belang.

Een drempel ziet Smidts nog als het gaat om het bezit van mobiele telefoons onder jongeren. “Te vaak wordt ervan uitgegaan dat alle jongeren een nieuwe, hippe mobiele telefoon hebben, maar dat is zeker voor de jongste leerlingen zeker niet het geval. In de leeftijd van 12-24 heeft ongeveer 80% een mobiele telefoon, maar als je kijkt naar 6 tot 11-jarigen is dat percentage maar 25%. Daarbij geeft de helft van de jongeren aan dat zij een ‘gewone’ telefoon heeft (en dus niet een waarop allerlei innovatieve toepassingen mogelijk zijn). Dat kan natuurlijk snel veranderen en dan is het van belang te weten wat de meerwaarde is van mobiele onderwijstoepassingen. Met andere woorden: dit is de tijd om te experimenteren en te onderzoeken!”

Veiligheid

Een punt waar ook nog goed naar gekeken moet worden is de veiligheid. Iedereen kent de voorbeelden van kwijtgeraakte USB sticks met gevoelige informatie. Het is, als de mobiele trend doorzet, wachten op het eerste zoekgeraakte mobieltje van een medewerker van het OM of de AIVD. Ook gaan mensen steeds meer met eigen apparatuur een schoolnetwerk op. Met alle veiligheidsrisico’s van dien. Hoe ga je daarmee om? Ook daar besteedt het SURFnet/Kennisnet project aandacht aan.

Voorbeelden

In Engeland gebeurt er al het nodige (zie bijvoorbeeld www.m-learning.org). Een interessant voorbeeld uit Londen is Mudlarking in Deptford. Dit is een nieuwe manier van rondleiden. De doelgroep (leerlingen van 11 tot 14 jaar) heeft met behulp van nieuwe mobiele technologieën de mogelijkheid tot interactie met de omgeving en anderen. De leerlingen ontwikkelen een rondleiding in Deptford door locaties op een kaart met elkaar te verbinden en een eigen landschap te maken door kaartmateriaal te combineren met teksten, tekeningen, foto’s, video, audio en eigen ideeën. Het resultaat is een rijk gevulde rondleiding voor alle bezoekers. De reacties op het Mudlarking in Deptford project waren erg positief.

Maar ook in Nederland gebeurt veel meer dan je in eerste instantie zou denken, volgens Smidts. “Veel initiatieven blijven alleen binnen de scholen en krijgen geen bekendheid.” Daarom is er ook een kenniswiki in het leven geroepen, waar initiatieven kunnen worden toegevoegd. Hierop is bijvoorbeeld MobileMath te vinden. MobileMath is een pilot over het inzetten van mobiele spelvormen voor wiskunde in de nieuwe onderbouw havo/vwo.

Een ander interessant voorbeeld dat Smidts noemt is het volgende. “Het Universitair Medisch Centrum Groningen gaat in het kader van ons project aan de slag met PDA’s in radiologieles. Röntgenfoto’s worden op een PDA getoond en de studenten moeten aangeven waar een bepaalde plek in het lichaam zit. Op een groot scherm worden alle op de PDA’s gegeven antwoorden geprojecteerd en vervolgens plenair besproken. Er worden zo’n 100 lessen voorbereid. De studenten kunnen dan bijvoorbeeld ook opdrachten maken in de trein.

Toekomst

Smidts sluit het gesprek af met de woorden: “De kern is en blijft natuurlijk het leerproces van een lerende. Dat proces kan ondersteund worden door technologie, hoe en in welke mate is afhankelijk van de leerdoelen en de context. Het is niet de bedoeling dat de technologie alle andere vormen van leren vervangt, maar ik geloof dat mobile learning een belangrijke aanvulling is.” De voorbeelden die te vinden zijn op de kenniswiki laten de potentie van mobiele toepassingen voor het onderwijs zeker zien.