Erfgoed en crowdsourcing

0

Erfgoed en crowdsourcing: op het eerste gezicht een onverwachte combinatie. De erfgoedsector bestaat immers voornamelijk uit musea, bibliotheken, archieven en culturele instellingen. Die associeer je niet direct met hippe ideeën als ‘crowdsourcing’. Toch zijn musea en archieven allang niet meer de stoffige plekken die het misschien ooit waren. Vorig jaar liet Paul Stork in een artikel al zien hoezeer de erfgoedsector met haar tijd is meegegaan. Sterker nog: in sommige opzichten lopen musea voorop met het inzetten van nieuwe technologieën als QR-codes en Augmented Reality.

Wat is crowdsourcing?

In de roman ‘Juliet Naked’ van de Britse schrijver Nick Hornby, is Annie, de vrouwelijke hoofdpersoon, conservator in een lokaal museum, ergens aan de noordoostkust van Engeland. Zij heeft een tentoonstelling gepland over de hittegolfzomer van 1964, toen een haai het strand op spoelde. Via alle relevante websites heeft ze mensen gevraagd naar fotografisch materiaal en objecten uit die periode. Annie en haar museum doen aan ‘participation’. Musea doen dat steeds vaker: participation is de laatste jaren een trend in museumland. En participation kun je zien als een vorm van ‘crowdsourcing’.

Crowdsourcing: de massa bepaalt

Van crowdsourcing wordt gesproken wanneer bepaalde taken die traditioneel worden uitgevoerd door betaalde medewerkers worden geoutsourced aan een ongedefinieerd publiek. Iedereen die wil kan een bijdrage leveren. Crowdsourcing kan verschillende doelen hebben. Een ervan is om ‘the wisdom of crowds’ te gebruiken. Het idee is dat een groep mensen tot betere inzichten of schattingen kan komen dan een individu uit die groep. Het was het boek ‘The Wisdom of Crowds‘ van James Surowiecki (2004) dat deze gedachte vleugels gaf. Het idee was niet nieuw, maar met internet werd het wel veel makkelijker om ‘the wisdom of crowds’ te exploiteren. Bekende voorbeelden van crowdsourcing zijn open-source software en Wikipedia. Je kunt ook denken aan social tagging (Flickr, Amazon), social bookmarking (Digg, Reddit, Delicious etc.) en reviewsites als Tripadvisor of Zoover. Een mooi voorbeeld uit een heel andere hoek is de gecrowdsourcte film “Life in a day”: op 24 juni 2010 kon iedereen die dat wilde een stukje van zijn of haar leven filmen en dat uploaden. Er kwamen 80.000 inzendingen, in totaal 5.000 uur film en dat is door Ridley Scott en Kevin Macdonald tot een film gemaakt. Deze ging op 27 januari in première op het Sundance festival.

‘Wisdom of crowds’ komt altijd tot stand door crowdsourcing. Maar omgekeerd heeft crowdsourcing niet altijd als doel om tot een synthese, een consensus of een gemiddelde te komen. Crowdsourcing kan ook betekenen: mensen betrekken, mensen laten meedenken, een  relatie aangaan met het publiek.

Het idee om het publiek mee te laten werken aan de totstandkoming van een tentoonstelling was op zich niet helemaal nieuw, dat is in het verleden ook al wel eens gedaan. Mensen werden dan via de krant opgeroepen om fotografisch materiaal uit een bepaalde periode aan te dragen. Maar internet maakt het wel veel makkelijker. In museumland is crowdsourcing dan ook een belangrijke trend geworden. Het ‘handboek’ van die trend is The Participatory Museum van Nina Simon. Nina Simon spreekt zelf niet van crowdsourcing, ze heeft het liever over ‘audience participation’.

Wat doet een museum met crowdsourcing? En bij wie?

Er zijn verschillende manieren waarop crowdsourcing binnen de erfgoedsector wordt gebruikt.

  1. Een museum kan op zoek zijn naar extra kennis over een bepaald historisch of kunsthistorisch onderwerp. Dan gaat het om crowdsourcing van het type Wikipedia. De bijdragen zullen dan vooral komen van kenners, of dat nu professionals of amateurs zijn.
  2. Het museum kan ook op zoek zijn naar (ego-)documenten en objecten. De groep potentiële contribuanten is dan al groter.
  3. Het museum kan ook op zoek zijn naar verhalen, beelden of herinneringen. En op dat moment komt vrijwel iedereen die geïnteresseerd is in aanmerking. Deze vorm van crowdsourcen werkt vanzelfsprekend het beste voor hedendaagse geschiedenis. Het doet immers een beroep op nu levende mensen. En aan de herinneringen en overgeleverde verhalen van de nu levende mensen is een grens, die vermoedelijk op ongeveer een eeuw terug ligt.
  4. Het museum zoekt extra handjes. Een voorbeeld van het laatste is het Victoria&Albert museum, dat mensen online vraagt mee te helpen met het croppen van images. Dit doet een beroep op bepaalde vaardigheden.
  5. Soms wordt het publiek zelfs gevraagd om een rol te spelen bij het evalueren en ordenen van het materiaal, zoals het Brooklyn Museum eens deed. Dat sluit dan weer aan bij het eerder genoemde social tagging en social bookmarking. Ook hier is de groep potentiële deelnemers groot.

De voordelen van crowdsourcing

Je zou kunnen denken dat musea, gedwongen door bezuinigingen, hebben gezocht naar manieren om sneller, goedkoper of makkelijker te werken. Dat blijkt niet het geval te zijn. Door te crowdsourcen kan het museum op korte termijn wel veel bronnen aanboren, maar het managen van de relaties en het materiaal vergt meer mankracht dan een traditionele tentoonstelling, gemaakt door een conservator.

Maatschappelijke betrokkenheid

Musea hebben dan ook andere redenen om te zoeken naar participatie. Ze doen het vooral om het publiek meer te betrekken bij het museum en om nieuwe doelgroepen te bereiken. En omgekeerd raakt het museum door participation ook meer betrokken bij de maatschappij. Die maatschappelijke betrokkenheid is een wens die musea al koesterden lang voordat er sprake van crowdsourcing en participatie. Vanaf de jaren ’60/’70 groeide het idee dat kunst en cultuur te elitair waren geworden. Het zou niet alleen voor, maar ook van het volk moeten zijn. Het beeld van het museum als een tempel van hoge cultuur en goede smaak (zie boven) moest op de schop. Tegelijkertijd ontstond onder historici en lezers belangstelling voor ‘microhistoire’ of ‘petite histoire’, waarbij de geschiedenis van de anonieme lagere klassen wordt verteld aan de hand van individuele verhalen. Een bekend voorbeeld daarvan is ‘Montaillou’ van Emmanuel Le Roy Ladourie.

Audience participation past goed bij deze idealen. Het museum laat hiermee zien modern te zijn en midden in de maatschappij te staan. En zo wordt crowdsourcing ook een marketing tool, zo merkt Jasper Visser op in een recente post op zijn blog. Jasper Visser werkt voor het Nationaal Historisch Museum. Dit museum heeft het vanaf het begin als een van zijn taken gezien om iedereen in staat te stellen zijn of haar verhaal te verhalen. Dat het voorlopig vooral een virtueel museum blijft is in dat opzicht niet eens zo erg.

Is crowdsourcing ‘democratisch’?

Crowdsourcing is een enigszins ongelukkige naam, die vooral is ingegeven door de rijm met ‘outsourcing’. Crowd suggereert dat de hele massa heeft meegedacht, dat het resultaat ‘democratisch’ is. En dat is natuurlijk niet zo. Ten eerste zal het publiek dat reageert op de oproep geen eerlijke afspiegeling van de bevolking zijn. Te verwachten valt dat bijdragen voor een groot deel zullen komen uit 2 groepen: het vaste publiek van het museum en groepen die te maken hebben met het specifieke onderwerp van een project. Mensen die reageren op een oproep tot crowdsourcing zijn per definitie meer dan gemiddeld actief en geïnteresseerd.

Er komt echter nog iets anders bij: een echt democratisch project is niet alleen onmogelijk, het is ook onwenselijk. Het museale eindproduct, de website, de tentoonstelling, het boek heeft altijd een verhaal en een ontwerp nodig. Zo niet, dan zou het resultaat van de crowdsourcing een versnipperd en anekdotisch karakter krijgen. Daarom is het belangrijk om van tevoren een duidelijk concept te hebben waarin de bijdragen een plaats krijgen. Dat concept zal door iemand bedacht moeten worden. In de meeste gevallen door een projectleider of een conservator. Dus uiteindelijk blijven zij nodig om het kaf van het koren te scheiden, om van alle impressies een verhaal te maken en om dat verhaal in een boeiende vorm te gieten. De resulterende tentoonstelling zal daarom niet zo gauw 100% ‘bottom-up’ zijn. En dat is maar goed ook.

Wat gebeurt er in Nederland op dit gebied?

Een van de eerste grote crowdsource projecten in Nederland was wiki loves art/NL. Een fotowedstrijd waarbij mensen werden uitgenodigd om foto’s te maken van kunstwerken in de deelnemende musea. Het resulteerde in een grote tentoonstelling in het Rotterdam Maritiem Museum in 2009.

Inmiddels gebeurt er veel meer. Dit artikel ontleent zijn titel aan een recente discussieavond over ‘Erfgoed en Crowdsourcing’ in de Reinwardtacademie in Amsterdam. Tijdens deze avond werden verschillende inspirerende voorbeelden getoond. Annemarie van Eekeren (Amsterdam Museum) sprak over Buurtwinkels, Irene van Renselaar (Museum Rotterdam) over De Stad als Muze, Jasper Visser (Nationaal Historisch Museum) over Nieuwe Groeten uit NL en Roy Creemers (Amsterdams Fonds voor Kunst) over Voor de Kunst

Buurtwinkels: een voorbeeld van museale crowdsourcing

Buurtwinkels is een verhalensite waarmee het Amsterdam Museum het verhaal van de Amsterdamse buurtwinkels wil vertellen. Een deel van de verhalen werd online, door klanten of mensen uit de buurt ingediend. Een ander deel werd door museummedewerkers en vrijwilligers opgetekend in interviews. Daarnaast wordt er ook onderzoek gedaan, door de conservator en door studenten van de studies ‘Stadssociologie’, ‘Public History’ en ‘Mediastudies’.

Buurtwinkels project online

Buurtwinkels bouwt voort op eerdere projecten van het AM als ‘Het Geheugen van Oost’. De site is op vergelijkbare wijze opgezet. Wat direct opvalt, is de grote rijkdom aan materiaal dat nu al is verzameld, terwijl het project nog niet is afgerond. Er is op dit moment over 493 Amsterdamse winkels iets te vinden. Maar het zijn niet alleen veel verhalen, het zijn ook mooie verhalen met een heel persoonlijk en soms ontroerend, karakter. En er is prachtig fotografisch materiaal boven water gekomen, bijvoorbeeld over vroegere winkels aan de Jodenbreestraat. Volgens Annemarie van Eekeren, projectleider van Buurtwinkels, was deze rijkdom zonder crowdsourcing niet mogelijk geweest.

Verhalen uit eigen buurt

De ‘legacy’ van ‘Het Geheugen van Oost’ maakt dat Buurtwinkels sterk vertegenwoordigd is in Amsterdam-Oost, waar ik zelf woon. Het is natuurlijk extra leuk om over de winkels in je eigen buurt te lezen. Zo vond ik verhalen over onze bakker, de natuurvoedingssupermarkt, de loodgieter en nog allerlei andere winkels waar ik regelmatig kom.

Zeker zo fascinerend zijn de verhalen over winkels die zijn verdwenen, zoals melkboer Prins op de Ringdijk of Fotozaak Olsthoorn op de Transvaalkade. En sommige winkelpanden blijken een veelbewogen winkelverleden te hebben. Neem bijvoorbeeld Pretoriusstraat 37. Nu zit er een tandartsenpraktijk maar eerder bood het pand onderdak aan de Comestibleswinkel van de Heer Del Rio, de textielwinkel van Juffrouw van Dam en Borduur Boutique Bernardina.

Is er ook een ‘big story’?

Een van de valkuilen van crowdsourcen is dat het uiteindelijke resultaat nogal anekdotisch is. Kijken naar een gecrowdsourct project doet soms denken aan het lezen van een tijdschrift. Onderhoudend maar zonder ‘big story’ om er substantie aan te geven. En dat is onbevredigend, want de vaak zeer persoonlijke verhalen maken juist nieuwsgierig naar grotere lijnen. De impressies staan immers niet op zichzelf, ze illustreren ontwikkelingen op economisch, cultureel, technologisch of demografisch vlak. Is het zo dat de buurtwinkels leken te verdwijnen, maar nu weer helemaal terug zijn? Is het zo dat er steeds meer Turkse winkels zijn? Dat soort vragen dringen zich op.

In eerste instantie maakt Buurtwinkels inderdaad een anekdotische indruk. Die indruk ontstaat deels door de inrichting van de website. Het interactieconcept van de site, gemaakt door Mediamatic, gaat uit van  associatief browsen. Dat werkt prettig als je in een associatieve flow zit. De content is goed en de presentatie ervan nodigt uit tot lezen en verder klikken. Iets lastiger is het om overzicht te krijgen, maar wie een beetje doorzoekt, vindt ook de grote lijnen. Zo is er op de site een korte geschiedenis van de Amsterdamse buurtwinkel te vinden. Daarnaast bevat de site bevat ook een aantal onderzoeksverslagen. Verschillende studenten sociologie van de UvA hebben onderzoek gedaan naar specifieke winkels. Dat onderzoek was geen bureauonderzoek: de studenten gingen in de winkels praten, observeren en ook meewerken. Ook zij doen op de site verslag.

Voor Van Eekeren was het bijeenbrengen van de kleine verhalen en het grote verhaal de grootste uitdaging bij het ontwikkelen van dit project. Een goede balans tussen bottom-up en top-down bleek niet eenvoudig te realiseren. Maar het is uiteindelijk wel gelukt en dat maakt dit project tot een geslaagd voorbeeld van museale crowdsourcing.

Buurtwinkels staat niet op zich. In andere landen worden vergelijkbare projecten gedaan en verschillende musea hebben zich dan ook verenigd in een Europees netwerk. In Nederland werkt het project ook samen met andere online collecties, die samen een soort nationaal ‘semantisch netwerk van historische en erfgoedsites’, vormen, een initiatief van het NHM.

Location-awareness

Buurtwinkels komt op een moment dat (echte) winkels sowieso heel erg in de belangstelling staan bij de grote IT-bedrijven. De meeste makers van location-aware apps (zoals Foursquare, Google Places, Facebook Places etc.) proberen op dit moment waarde toe te voegen door deals te maken met winkeliers, waarbij mensen die online ‘inchecken’ recht hebben op kortingen, speciale aanbiedingen of spaarpunten. De werkelijke en virtuele werelden komen op deze manier steeds meer bij elkaar. Er ontstaat een gelaagde wereld. In dit licht bekeken, opent Buurtwinkels allerlei perspectieven: het project schreeuwt eigenlijk om een mobiele, location-aware applicatie en die komt er dan ook. En wat voor buurtwinkels kan, zou dat niet ook leuk zijn voor ‘kroegen en cafes’, ‘kerken en gebedshuizen’ ?

Buurtwinkels tentoonstelling

Van 25 maart 2011 tot en met 19 augustus 2011 zal Buurtwinkels als tentoonstelling te zien zijn. Niet alleen in het museum maar ook in 2 dependances, in de Javastraat in Amsterdam-Oost en in de Van der Pekstraat in Amsterdam-Noord. In bestaande winkelruimtes wordt een presentatie gemaakt en een interactieve ruimte ingericht. Op deze locaties wordt de buurt actief betrokken bij het verzamelen van objecten en verhalen. Daarnaast zal door middel van portretten in de winkels zelf de geschiedenis van de Amsterdamse buurtwinkels verteld worden. De site ‘Buurtwinkels’ zal te zijner tijd, wanneer het project is afgesloten, worden bevroren en worden toegevoegd aan de vaste collectie.