Schrijven

Is jouw taal al genderbewust?

0

Genderneutraal taalgebruik. Je kunt er niet meer omheen. In het onlangs verschenen advies van de Taalunie lezen we terug dat we het vooral moeten hebben over genderbewust en inclusief taalgebruik. Echt genderneutraal kan eigenlijk niet. Genderbewust formuleren is niet bepaald makkelijk, omdat de Nederlandse grammatica in de weg zit. Bovendien zit mannelijke dominantie diep geworteld in de Nederlandse taal, zoals al werd uitgelegd in dit artikel over male bias. Maar hoe zit dat met andere talen? Zijn die dan inclusiever?

Verschillende talen vragen om verschillende strategieën

Het Europees Parlement hanteert verschillende strategieën in zijn taalgebruik, afhankelijk van de categorie waarin de taal valt. Want dat onze taal niet toereikend is, komt omdat het Nederlands in de categorie talen met grammaticale geslachten valt. Net als in het Duits en de Romaanse en Slavische talen hebben onze zelfstandige naamwoorden altijd een grammaticaal geslacht. Het is daarbij gebruikelijk dat het geslacht van de persoonlijke voornaamwoorden die je hanteert om naar een zelfstandig naamwoord te verwijzen daarmee overeenkomt.

En hoewel woordgeslacht niet hetzelfde is als gender, legt deze eigenschap sprekers van het Nederlands wel beperkingen op. De groep talen zonder grammaticale geslachten heeft het net iets makkelijker. Dat zijn bijvoorbeeld het Engels, Zweeds en Deens. Dan is er ook nog een selecte groep bofkonten, die bijvoorbeeld Ests, Fins of Hongaars spreken. Deze geslachtsloze talen kennen geen grammaticaal geslacht en ook geen verschillende persoonlijke voornaamwoorden voor verschillende genders (de tweede groep wel).

They them illustratie

Persoonlijke voornaamwoorden: een zoektocht

In het Nederlands zijn we nog bezig met een zoektocht: hoe verwijzen we naar een non-binair persoon? En wat zeg je als je niet weet hoe iemand zich identificeert, of niet zomaar aannames wil maken? Die en hen zijn opties die we al vaak horen, maar er zijn nog geen harde regels of eenduidige adviezen. En het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden hangt ook af van persoonlijke voorkeur; niet iedereen wil hetzelfde aangesproken worden.

We zijn dus nog lang niet bij een ‘standaard’, en we horen ook nog regelmatig dat een zin als ‘hen komt morgen’ onnatuurlijk klinkt. In het Engels is het heel normaal om ‘they are coming tomorrow’ te zeggen als je één persoon verwacht.

In het Spaans is dit nog makkelijker, daar zeg je gewoon ‘viene mañana’. Je hoeft het onderwerp helemaal niet te noemen, en de werkwoordsvorm maakt duidelijk dat het om enkelvoud gaat. In Duitsland is de zoektocht ook nog volop in gang, met een lange lijst mogelijke voornaamwoorden, zoals as, dier of em. Ook spieken de Duitsers bij andere talen, en bezigen ze dey (afgeleid van they) en hen (uit het Zweeds).

Genderoverkoepelende woorden

De algemene trend is om minder gebruik te maken van genderspecifieke woorden en te zoeken naar genderoverkoepelende benamingen. Op het vlak van functienamen zijn de verschillen tussen talen goed te zien, met in het Nederlands veel grammaticaal mannelijke benamingen. Denk aan brandweerman. Of het grammaticaal mannelijke leraar en vrouwelijke lerares.

Het genderoverkoepelende woord leerkracht komen we al vaak tegen. Brandweermens of brandweerlieden is nog niet ingeburgerd. En soms moeten we nog wat verder zoeken. De NS kwam met een creatieve oplossing: dames en heren werd het genderoverkoepelende reizigers. En wat dacht je van burgermeester? Dat insinueert toch dat alleen een man dat vak kan uitoefenen.

Moeten we Femke Halsema en Sharon Dijksma dan burgermeesteres (of -juffrouw!?) gaan noemen? Beter van niet. Want naast het feit dat dit soort ‘oplossingen’ slecht klinken, zijn ze ook niet genderoverkoepelend. Voor het Engels is het een stuk simpeler: firefighter, teacher en mayor.

Leestekens als hulpmiddel

In Duitsland maken ze het nog wat ingewikkelder, met een speciaal leesteken. Student*innen. Hier laat je in de uitspraak een pauze vallen bij het gendersterretje. Het minder inclusieve Studentinnen und Studenten is in de praktijk de norm, en lijkt dat ook te blijven.

In het Spaans hebben ze een ander leesteken bedacht. Een groep mannelijke vrienden is amigos, en een groep vrouwelijke vrienden amigas. Zodra in die laatste groep ook maar één man te zien is, wordt het weer amigos. Overal in de taal komt deze mannelijke o terug. De oplossing? Een teken waar je zowel een o als een a in kan zien. Precies, het apenstaartje. Amig@s.

Ook deze oplossing is nog een punt van discussie, en in het ene Spaanstalige land gebruikelijker dan in het andere. Bovendien gaat dit apenstaartje nog uit van een strikt binair kader. In het Italiaans kun je naast een @, ook een x of u op de plek van de vrouwelijke a of mannelijke o zetten.

Inclusief taalgebruik in ontwikkeling

Kortom, we zien verschillen tussen verschillende talen en taalgroepen. Zoals altijd volgen taalontwikkelingen de personen die de taal spreken. Er zijn geen harde regels, en die zullen er ook niet komen. De adviezen van de Taalunie zijn fijne richtlijnen, nu we met z’n allen op zoek zijn naar taaloplossingen om inclusiever te formuleren, waarbij we de grenzen en mogelijkheden van de taal opzoeken. En daarbij komt alle inspiratie uit andere talen en landen goed van pas.