Content

Teksten schrijven voor jongeren? Let op je taalniveau [5 tips]

0

Anton is 57 jaar oud en woont in Alphen aan den Rijn. Toen hij nog puber was, verliet hij noodgedwongen de middelbare school. Vroegtijdig, want hij moest werken. Omdat hij zijn school nooit heeft afgemaakt, heeft hij moeite met lezen en schrijven. Daar schaamt hij zich voor. Het is een geheim dat hij al zijn hele leven met zich meedraagt. Zelfs aan zijn familie en vrienden durft hij het niet te vertellen. Hij schaamt zich, want hij heeft het gevoel dat hij de enige is.

Niet uniek, wel vervelend

In tegenstelling tot wat Anton denkt, is dit verhaal verre van uniek. In Nederland zijn er 2,5 miljoen mensen met hetzelfde probleem. Je kent de groep misschien beter als ‘laaggeletterden’: mensen die geen analfabeet zijn, maar zoveel moeite hebben met lezen en schrijven dat ze niet goed kunnen meedoen in de samenleving. Laaggeletterden overlijden eerder dan geletterden, hebben een slechtere mentale gezondheid en ze hebben vaker schulden.

Er zijn wat misverstanden over deze groep, bijvoorbeeld:

  • Veel mensen denken dat je B1 moet schrijven om laaggeletterden te bereiken. B1 is dan misschien eenvoudige taal, maar het is niet eenvoudig genoeg voor laaggeletterden. Voor hen kies je taalniveau A2.
  • Een ander misverstand is dat het vooral een wat oudere groep is. Dat klopte altijd, maar die trend is de laatste jaren gebroken.

Wat is er dan veranderd?

Begin december publiceerde het OESO hun nieuwe ‘PISA-onderzoek’. Volgens dat onderzoek heeft 1 op de 3 Nederlandse 15-jarigen een te lage leesvaardigheid om te functioneren in de maatschappij.

Je hoort het goed, tekstschrijver. Als jouw tekst jongeren moet bereiken, heb je bij 1 op de 3 lezers een flink probleem. Hoe lang je ook zoekt naar die lekkere zin of woordspeling, het maakt niet uit. Zolang het tekstniveau ‘normaal’ is komt je boodschap niet op hun over, omdat het taalniveau voor jongeren dan te hoog is.

De trend dat jongeren slechter lezen is al een tijd gaande. Zo liet het vorige PISA-onderzoek ook al een flinke daling zien, maar de nieuwe cijfers zijn ronduit schokkend. Het aantal leerlingen dat wél verplicht naar school moet, maar straks tóch laaggeletterd het onderwijs verlaat, is nog veel hoger dan toen. De woordvoerder van stichting Lezen en Schrijven vertelde mij laatst:

In 2016 waren er nog 2,5 miljoen laaggeletterden. We houden ons hart vast voor 2025, wanneer de nieuwe cijfers bekend zullen zijn.

Wat betekent dat voor mij als schrijver?

Dat ligt er aan. Schrijf jij voor een klein, specifiek publiek? Dan zou het zomaar kunnen dat deze groep Nederlanders helemaal niet bij je doelgroep hoort. Maar schrijf je voor een publieke organisatie? Of probeer je omzet te maximaliseren en zo veel mogelijk bereik te realiseren? Dan zul je rekening moeten houden met het feit dat een groot deel van de Nederlanders flinke moeite heeft met het lezen van je teksten.

Om je op weg te helpen, geef ik 5 tips om rekening mee te houden wanneer je schrijft voor mensen die moeite hebben met lezen:

Tip 1: ken je lezer

Dit ben je als schrijver gewend, maar sta ook eens stil bij het leesniveau van je doelgroep. Waar zouden eventuele vragen over kunnen komen? Wat heeft nog wat extra uitleg nodig?

Tip 2: structureer die tekst!

Deel de tekst op in tussenkoppen. Afhankelijk van de soort tekst die je schrijft, kun je de tussenkoppen in vraagvorm schrijven (voor een vraag-antwoordstructuur) of iedere tussenkop als hoofdzin schrijven. Probeer de tekst niet te lang maken: niet te veel alinea’s, geen lange alinea’s en geen lange zinnen

Tip 3: wees minimalist, laat alleen het belangrijke over

Probeer in je tekst alleen informatie te geven die écht nodig is. Dat is soms erg lastig, maar zo voorkom je wolligheid. Bied daarnaast niet te veel nieuwe informatie in één keer aan.

Herhaal belangrijke informatie en geef contactgegevens altijd duidelijk aan. Laat doorschemeren dat mensen zich er niet voor hoeven te schamen als ze, ondanks de uitleg, toch een vraag hebben.

Tip 4: loop je zinnen na

Gebruik zo veel mogelijk de ‘vaste’ woordvolgorde van het Nederlands: onderwerp, persoonsvorm en lijdend voorwerp. Schrijf daarnaast actief: ‘Henk brengt zijn zoon morgen naar school’, niet: ‘Die zoon wordt morgen naar school gebracht door Henk.’

Check ook altijd even of je sommige zinnen kunt opdelen. Veel samengestelde zinnen kunnen namelijk ook twee losse zinnen worden. Dat leest prettiger – en sneller.

Tip 5: gebruik alledaagse taal

Een handige vuistregel bij het schrijven van een eenvoudige tekst is die van spreektaal: schrijf in woorden die je in een dagelijks gesprek ook gebruikt. Zo voorkom je meteen het gebruik van vaktaal. Als je weet dat iemand niet in jouw vakgebied werkt, leg dan je jargon uit, of gebruik het helemaal niet. Doe dat ook tijdens het schrijven.

Pro tip: onthoud dat herhaling in taalgebruik krachtig is. Kies consistent voor één term in plaats van te variëren met synoniemen. Dit lijkt misschien ongebruikelijk, omdat variatie vaak gezien wordt als een teken van rijk taalgebruik, maar in de wereld van toegankelijke communicatie is helderheid koning. Vermijd dus het gebruik van verschillende woorden die hetzelfde betekenen zoals ‘tiener’, ‘jongen’ en ‘puber’. Kies er één. Zo focus je op duidelijkheid.

Door deze strategieën toe te passen, breng je je teksten niet alleen dichter bij je lezer, maar het zorgt ook voor vertrouwen en begrip. Daarnaast draagt het bij aan een toegankelijker land waarin iedereen mee kan doen. Dat is de moeite waard, toch? Maak het verschil, schrijf toegankelijker.