Innovatie

Is de paniek over online technologie terecht?

0

Online technologie ligt onder vuur. Schandalen zoals met Cambridge Analytica zorgden er in de afgelopen maanden voor dat we ons online gemanipuleerd en voorgelogen voelen en we ons vertrouwen in online technologie langzaam aan volledig verliezen. Vanuit de Verenigde Staten komen bekentenissen van ex-werknemers van Facebook en Google over hoe social media er vanaf het allereerste begin alles aan doen om ons verslaafd te maken. En dan zijn er nog de claims van onderzoekster Jean Twenge die beweert dat het gebruik van smartphones een epidemie van tienerdepressies en zelfmoorden heeft veroorzaakt. Het Gdansk Centrum voor Preventie van Verslaving vroeg mij of de paniek over online technologie terecht is. Onderstaande tekst is een weergave van de keynote die ik op 15 juni hield.

Het begint bij triggers

Laat ik beginnen bij het begin. Wat is de aard van online technologie? Is online technologie inderdaad ontworpen om ons verslaafd te maken?

Wat we online kunnen zien, is een wereldwijde oorlog om de aandacht van de consument en kiezer. Techbedrijven zoals Facebook, Snapchat en Instagram doen er alles aan om ons langer op hun platform te houden. In zijn standaardwerk Hooked (aff.) legt Nir Eyal in vier stappen uit hoe deze bedrijven dat doen. De eerste stap is ons te confronteren met zogenaamde externe triggers: woorden of beelden die ons aan hun product moeten helpen herinneren. Traditioneel is dit de functie van reclame, maar tegenwoordig zorgen de icoontjes op het startscherm van onze smartphone en een stroom van notificaties hiervoor. De externe triggers hebben tot doel ons tot een actie te bewegen zoals het openen van een app.

telefoon notificaties

Behalve externe triggers gebruiken techbedrijven ook interne triggers. Als we ons onrustig, onzeker of gefrustreerd voelen, staan we open voor afleiding. Bedrijven als Facebook weten precies wanneer wij ons in een dergelijke staat bevinden en kunnen ons op dat moment bedienen met een quiz, enquête, game of lolcat. Ook de interne triggers hebben tot doel ons te activeren.

Beloningen

De acties die volgen op externe of interne triggers kunnen alleen tot een gewoonte bij ons leiden als ze ons een beloning opleveren in de vorm van dopamine. Dit werkt minder eenvoudig dan het lijkt. Dopamine is niet alleen een beloningsneurotransmitter. Dopamine is ook belangrijk voor de processen die de bewegingen van ons lichaam sturen. Zo wordt een laag niveau van dopamine geassocieerd met de ziekte van Parkinson.

Met betrekking tot het vormen van gewoontes werkt dopamine in grote lijnen als volgt: als we een aangename of nuttige ervaring verwachten, wordt dopamine aangemaakt. Dit gebeurt opnieuw als de ervaring daadwerkelijk aangenaam of nuttig blijkt te zijn. Als dopamine voorafgaand aan een actie en tijdens een actie opnieuw wordt aangemaakt, dan interpreteren onze hersenen dit als een signaal dat de actie belangrijk is. Dit dopamineproces is een belangrijke basis voor hoe we leren.

Nir Eyal schrijft dat beloningen die volledig voorspelbaar zijn, ons op den duur niettemin gaan vervelen. Maar als we geen idee hebben wat ons te wachten staat, raken we gefascineerd. Op dat principe zijn gokautomaten gebaseerd. En dit wordt even zo goed gebruikt door social media: als we iets publiceren, hebben we geen idee hoeveel en wat voor likes en commentaren we gaan krijgen. En zo blijven we geïnteresseerd.

Het wordt een gewoonte

De drie stappen van Eyal (triggers, acties, variabele beloningen) moeten vaak herhaald worden om een impact te hebben. Deze herhalingen vormen stap vier. Hoe meer we een app gebruiken, hoe meer tijd we investeren in die app en hoe meer we ons verbinden aan die app, des te meer waarderen we de app en vereenzelvigen we ons met die app. En hoe moeilijker het is los te komen van die app.

Echter, niet elk techproduct is in staat ons hooked te krijgen. Het product moet een oplossing zijn voor een frustratie of een verlangen dat we koesteren. Bijvoorbeeld als we op een prachtige plek zijn of iets moois meemaken, maar we zijn alleen, dan willen we dat delen. Dat willen delen is als een jeuk of een lichte pijn. Een app als Instagram kan ons helpen van de jeuk of pijn af te komen. Als het gebruik van een app bovendien makkelijker is dan denken, heeft de app volgens Eyal een goede kans een gewoonte te worden.

Bewuste manipulatie

Volgens Sean Parker, founding president van Facebook, waren techbedrijven zich vanaf het allerprilste begin bewust van de stappen om gebruikers aan zich te binden. Ik citeer (in mijn vertaling):

Het gedachteproces achter het bouwen van deze applicaties, om te beginnen bij Facebook (…), ging met name hier over: hoe gebruiken we zo veel mogelijk van jouw tijd en bewuste aandacht? (…) dat betekent dat we je af en toe een shot dopamine moeten geven, omdat iemand een foto of en bericht of wat dan ook liket of becommentarieerde. En dat zorgt ervoor dat je meer content gaat bijdragen wat je (…) meer likes en commentaren gaat opleveren (…). Het is een sociale validatie-feedbackloop (…) een kwetsbaarheid in de menselijke geest wordt gebruikt (…). De uitvinders, de makers – ik, Mark [Zuckerberg], Kevin Systrom op Instragram, wij allemaal – begrepen dit bewust. En we deden het niettemin.

Mark Zuckerberg ontkent dit overigens.

Parker maakt deel uit van een nieuwe Amerikaanse beweging van ex-werknemers van grote technologische bedrijven als Facebook en Google, die hun voormalige werkgevers afschilderen als onethisch, met name tegenover kinderen. Mensen in deze beweging maken zich zorgen over de gevolgen van ons overmatige technologiegebruik voor de gehele samenleving en voor kinderen. Ik citeer opnieuw Sean Parker:

Dit verandert letterlijk onze relatie met de samenleving, met elkaar. (…) God mag weten wat het met de hersenen van onze kinderen doet.

James Williams, een andere ex-werknemer, vat de kritiek van de beweging het meest kernachtig samen:

Tech producenten maken geen producten, zij maken gebruikers.

En deze gebruikers zijn verslaafd.

jongeren smartphones

Een verslaving

Uit onderzoeken blijkt dat de helft van de jongeren zichzelf ziet als verslaafd aan technologie. Volgens Jean Twenge (iGen, 2017), onderzoekster op het gebied van generaties, zijn smartphones zelfs de oorzaak van een epidemie van tienerdepressies en tienerzelfmoorden. Samen met een groep investeerders probeert zij Apple te dwingen tot het organiseren van een grootschalig onderzoek naar deze verbanden. In reactie op de negatieve publieke opinie hebben Google en Apple inmiddels apps gelanceerd om het gebruik van technologie te begrenzen.

Het lijkt dan ook niet vreemd dat er binnen de American Psychiatric Association discussies gaande zijn om overmatig gebruik van internet op te nemen als verslaving in haar standaardwerk over psychische aandoeningen: DSM. Het overmatig spelen van (online) games is reeds in het andere wereldwijde standaardwerk op het gebied van psychische aandoeningen, ICD, door de WHO erkend als gedragsverslaving.

In dit licht is het logisch dat wij ons afvragen of we ons gebruik van online technologiën niet gewoon moeten afzweren, of tenminste radicaal moeten beperken. Als we voortdurend gemanipuleerd worden, we verslaafd zijn aan onze techapparaten, de hersenen van onze kinderen worden beschadigd en het voor ons geluk niet uitmaakt of we ze gebruiken, waarom zouden we hier dan nog langer aan meewerken?

Maar zijn de argumenten wel zo sterk?

Hoewel de argumenten tegen online technologieën sterk lijken, is er bij nader inzien van alles op af te dingen. Om te beginnen geeft de Amerikaanse beweging van ex-werknemers mij een bijzonder vies gevoel. Deze personen hebben zich eerst vorstelijk laten betalen en hebben genoten van hun status als rockster. En nu lijkt het er op dat ze opnieuw de aandacht zoeken en zich gewaardeerd willen voelen, maar nu als voorvechters aan de andere kant van de barricade. Zij hebben opnieuw gelijk. Opnieuw staan zij aan de goede kant van de geschiedenis. Opnieuw doen zij zich voor als helden.

Hun centrale claim, dat techbedrijven in staat zijn consumenten aan zich verslaafd te maken, lijkt eenzelfde groteske overdrijving als de claim van Cambridge Analytica dat stemgerechtigden simpel gemanipuleerd kunnen worden op grond van een quizje en een theorietje. De claims lijken op grootheidswaanzin. In het geval van Cambridge Analytica is het vermakelijk dat de overdrijving zo serieus genomen werd, dat het schandaal dat volgde, leidde tot het faillisement van het bedrijf.

De verbanden die Jean Twenge legt tussen smartphones en negatieve ontwikkelingen onder jongeren zijn evenmin onomstreden. Volgens critici verwart Twenge correlatie met oorzakelijk verband. Het feit dat jongeren smartphones zijn gaan gebruiken, valt samen met het moment dat zij aangaven meer last te hebben van depressie. Maar een zorgvuldige analyse linkt slechts 0,36% van alle tienerdepressies bij meisjes, de kwetsbaarste groep, oorzakelijk aan het overmatig gebruik van social media.

gamer

Geen verslaving

Christopher Ferguson is een van de luidste tegenstanders van het begrip gedragsverslaving, en al helemaal van interpretaties die een overmatig gebruik van technologie bestempelen als gedragsverslaving. Het feit dat het gebruik van technologie serieuze psychische problemen kan veroorzaken, doet hij af als ‘onzin’ en ‘angstzaaierij’.

Fergusons bezwaar tegen het benoemen van overmatig gebruik van technologie als gedragsverslaving bestaat uit vier argumenten. Ten eerste, laat hij zien dat de hoeveelheid dopamine die het gebruik van technologie veroorzaakt vergelijkbaar is met de dopamine die we krijgen van het lezen van een boek of een goed gesprek: 50 tot 100 procent boven de gemiddelde norm. Vergelijk dat met cocaïne waarvoor het dopamineniveau 350 procent boven het gemiddelde ligt of methamfetamine met 1200 procent.

Ten tweede stelt Ferguson dat er onvoldoende bewijs is voor overmatig gebruik van technologie als vorm van verslaving. Het belangrijkste onderliggende bewijs bestaat uit aangetoonde soortgelijke hersenactiviteiten bij overmatig technologiegebruik en bij drugs- en alcoholgebruik. De methode om hersenactiviteiten te meten, fMRI-scans, is volgens Ferguson te onbetrouwbaar om dergelijke verstrekkende uitspraken te kunnen doen.

Ten derde is het volgens Ferguson een zeldzaamheid dat jongeren dusdanig verslaafd zijn aan het gebruik van technologie (of games) dat zij hun school of hun gezondheid radicaal in gevaar brengen. Bovendien betreft het naar zijn mening zelfs voor het merendeel van deze zeldzame gevallen slechts een fase waarin jongeren zich bevinden en waar ze vanzelf weer uitkomen.

Ten vierde citeert Ferguson talloze onderzoeken die aantonen dat overmatig technologiegebruik niet op zichzelf staat maar een symptoom is van andere, diepergelegen problemen.

Gevaar

Het vierde argument van Ferguson is voor mij doorslaggevend. Door ons te richten op overmatig technologiegebruik als verslaving, negeren we wat eronder verborgen ligt en negeren we de echte oorzaken. Dat is niet alleen onpraktisch, het is zelfs gevaarlijk en onethisch.

Natuurlijk is het makkelijker om ons te richten op iets dat nieuw en anders is, zoals cyberpesten, dan dat we ons richten op onszelf en ons confronteren met fundamentele problemen als fysiek en seksueel geweld tegenover kinderen in de offline wereld. Ik zou verbaasd zijn als cyberpesten een onoverkomelijk, permanent probleem vormt voor grote groepen mensen. Volgens trauma-deskundige Bessel van der Kolk (The body keeps the score, 2014) zijn de offline vormen van geweld tegen kinderen daarentegen verantwoordelijk voor meer dan de helft van alle depressies, meer dan twee derde van alle alcoholverslavingen en meer dan driekwart van alle zelfmoorden, gevallen van huiselijk geweld en verslavingen aan drank en drugs.

Waarom houden we ons dan toch zo intensief bezig met cyberpesten en veel minder met huiselijk geweld? Bij cyberpesten kunnen we de schijn op houden dat het niet om ons gaat: de technologie is schuldig. Als de technologie schuldig is, kunnen we wegkijken.

Gebruik

Tot op heden heb ik van alles op een hoop gegooid zoals veel tegenstanders van technologie dat graag doen. Gebruik van alle vormen van technologie, gebruik van apps en social media en gebruik van smartphones. Maar volgens onderzoekers van Facebook, die ook door onafhankelijke onderzoekers serieus genomen worden, is het van belang te kijken welke concrete gedragingen welke concrete gevolgen opleveren. Hun onderzoeken laten zien dat passief rondhangen op social media een negatief effect heeft op jonge gebruikers in het algemeen en op meisjes in het bijzonder. Het is blijkbaar moeilijk om naar de gelukkige en geslaagde levens van anderen online te kijken. Zelfs als het duidelijk is dat de meeste mensen voornamelijk laten zien wat goed gaat in hun leven en verzwijgen wat verkeerd is gegaan. Als gebruikers op online media daarentegen contact maken en onderhouden met anderen, dan houden ze daar volgens de onderzoekers een positief gevoel aan over.

Kern

Hier raken we volgens mij de kern. Laten we ons niet langer richten op vragen als: ‘hoeveel uur per dag mogen kinderen online zijn?’. Onderzoeken laten zien dat kinderen van hun ouders die tijdsbegrenzingen opgelegd hebben gekregen niet gelukkiger (of ongelukkiger) worden.

Als het effect dat online technologie op ons heeft, afhangt van de manier waarop we social media gebruiken, dat is het tijd ons hierop te richten. Ook Nir Eyal heeft deze stap gemaakt. In zijn nieuwere blogposts houdt hij zich bezig met de vraag welke innerlijke motieven ten grondslag liggen aan ons technologiegebruik. Waarvan willen we wegvluchten binnen social media?

meisje smartphone

Voldoening en geluk

Martin Seligman (Authentic happiness, aff.) maakt een onderscheid tussen twee soorten effecten die wij als mensen nastreven met onze activiteiten: ‘genoegens’ en ‘tevredenheid’. Genoegens staan voor het genot dat we krijgen als gevolg van bijvoorbeeld eten, seks en massages. Tevredenheid is het gevolg van activiteiten die ons volledig engageren en die ons kracht kosten. Genoegens duren kort en leveren ons op de langere termijn niets op. Na het genieten zijn we niet plots slimmer of gezonder. Genoegens zorgen er alleen voor dat we gaan verlangen naar de volgende keer dat we genieten. Tevredenheid daarentegen vraagt iets van ons. Tevredenheid zorgt ervoor dat we iets bereiken, dat we iets leren of dat we iets beter maken.

Voortbordurend op Seligman presenteert Jonathan Haidt in zijn boek The happiness hypothesis (2006) de elementen die ons gelukkig maken. Sommige van die elementen die hij noemt, zijn gegeven, bijvoorbeeld door onze genen, op andere kunnen we invloed uitoefenen. De elementen waarop wij invloed kunnen uitoefenen zijn: wat voor soort relaties we hebben met anderen, wat voor soort relaties we onderhouden met wat wij doen en wat voor soort relaties we hebben met iets dat groter is dan onszelf.

Vloeibare tijden

Wij volwassenen hebben een wereld gecreëerd waarin het gros van onze doelen en communicatie gericht is op de korte termijn. Een wereld waarin we genoegens najagen omdat we kracht niet meer hebben, of niet meer denken te hebben, om tevredenheid te bereiken. Het leven in onze moderne samenleving eist van ons dat we maar voort blijven rennen. Alles raast zo snel voorbij, dat we het gevoel hebben dat we het niet meer bij kunnen houden. Telkens duikt er weer iets nieuws op: een nieuwe crisis, een nieuwe oorlog, een nieuw schandaal, een nieuw type smartphone, een nieuwe app, een nieuw beleid, een nieuwe online haatgroep.

Volgens Zygmunt Bauman (Liquid life, 2005) lukt het ons niet meer tot reflecties te komen op deze nieuwe werkelijkheid die hij vloeibaar noemt. We zijn niet langer in staat om doelen op de lange termijn na te streven of om grote theorieën op te stellen. We zijn gedoemd om ons voortdurend aan te passen.

Binnen de media en de politiek is te zien hoe de werkelijkheid voortjaagt. Politici overtuigen allang niet meer met argumenten. Met leuzen richten zij zich op onze emoties. Zij gebruiken provocaties en polariserende uitspraken om zich te onderscheiden.

In de mainstream media zijn goed onderbouwde analysen een steeds grotere zeldzaamheid: ze leveren te weinig op. Wat verkoopt, zijn emoties, soundbites, radicale meningen en steeds extremere content. En natuurlijk genoegens als kookprogramma’s.

De vloeibare nieuwe tijd is ook in onszelf zichtbaar. We komen uitgeput thuis en willen alleen nog maar uitrusten. We voelen dat we het recht hebben om te genieten en willen best informatie, maar onder voorwaarde dat het kort, simpel en to the point is.

We zijn bang

Het eerste gevolg van de vloeibare werkelijkheid is dat we bang zijn. Politici en media houden ons een wereld voor die gek geworden is. Overal bestaat er polarisatie, radicalisering en gevaar. En dat terwijl we in werkelijkheid in de veiligste tijd in de menselijke geschiedenis leven.

In deze in schijn onveilige situatie menen we dat we onze kinderen extra moeten beschermen. En onze kinderen menen dat zij extra beschermd moeten worden. De huidige generatie is de eerste generatie die van volwassenen het recht eist om veilig te zijn, zowel fysiek als psychisch. (Jean Twenge, iGen, 2017) Een groot aantal jongeren wenst geen confrontatie met afwijkende of ongemakkelijke meningen. Een groot aantal jongeren vindt het vanzelfsprekend dat zij zich als kind mogen blijven gedragen, zelfs als ze wettelijk reeds meerderjarig zijn. In de Verenigde Staten wordt gesproken van een generatie ‘sneeuwvlokjes‘.

Volwassenen, denkend dat de wereld werkelijk gevaarlijk is, accepteren met trots de rol van bewakers van hun kinderen. Zogenaamde ‘helikopterouders‘ of ‘curlingouders‘ helpen met het huiswerk en gaan verhaal halen bij docenten die het wagen een slecht cijfer te geven of kritisch zijn over hun kinderen. Deze ouders functioneren als hotel, bank, restaurant, speelgoedwinkel en wasserette. En dat heeft gevolgen. Voor een groot deel van de huidige jongeren zijn hun ouders hun beste vrienden (Jean Twenge, iGen, 2017) en andersom.

Generatie F

Het tweede gevolg van de vloeibare werkelijkheid is dat veel jongeren gefragmenteerd zijn. Op de vraag wie zij zijn, geven zij elke keer opnieuw een volledig ander antwoord. Vrijwel zonder uitzondering heeft niemand een van tevoren goed voorbereid verhaal over hun identiteit. Een flinke minderheid meent bovendien dat hun ouders hen beter kennen dat zij zichzelf kennen. Die jongeren hebben zelfs hun zelfkennis uitbesteed.

Jongeren passen zich voortdurend aan en voelen dat zij geen grip hebben op de werkelijkheid. De meerderheid van de jongeren meent dat anderen een grotere invloed op hun leven hebben dan zijzelf. Het is de eerste generatie die deze mening is toegedaan (Jean Twenge, iGen, 2017). Het is de eerste generatie die ervan uitgaat dat de wereld is zoals die is en dat er voor hen geen mogelijkheid bestaat daar iets aan te doen.

meisje met telefoon

Overlevingsmechanismen

De reactie van veel jongeren hierop is verrassend. Zij tonen een arrogant masker aan de wereld en laten volwassenen graag voelen dat zij veel beter passen in deze nieuwe, technologische werkelijkheid dan de generaties voor hen. Een meerderheid van de jongeren beperkt zich tegelijk tot een bescheiden plannen van hun leven in kleine stapjes. Als het gaat om het voorbereiden van hun plekje in de toekomstige samenleving, zijn zij heel serieus.

Het gevolg is dat veel jongeren de wereld van de volwassenen instrumenteel en zonder bescheidenheid benaderen en niet bijster nieuwsgierig zijn. Dit is te zien in de houding van veel jongeren tegenover het onderwijssysteem. Veel leraren klagen erover dat een grote groep jongeren alleen maar geïnteresseerd is in de examenstof en persoonlijke levenslessen van leraren afkapt (Howard Gardner & Katie Davis, The app generation, aff.) met de vraag: ‘Moeten we dit leren?’ Ter verdediging van jongeren moet ik hier aan toevoegen dat ik de cynische houding van jongeren tegenover het onderwijssysteem ook wel weer kan begrijpen.

Fragmentatie is problematisch

Fragmentatie wordt door psychologen en therapeuten traditioneel gezien als problematisch. Bijvoorbeeld Erich Fromm noemt het een staat van “autoritair conformisme”. Ik citeer:

Een individu houdt op zichzelf te zijn; hij neemt volledig het soort persoonlijkheid aan dat hem door culturele patronen wordt aangeboden; en hij wordt daardoor precies zoals alle anderen zijn en verwachten dat hij is.

(Geciteerd in Anthony Giddens, Modernity and Self-identity, 1991.) Waarschijnlijk is dit de reden dat de helft van de jongeren zegt verslaafd te zijn aan hun mobiele telefoon. Zij zeggen wat ze denken dat wij als volwassenen willen horen.

Ook Jonathan Haidt (The happiness hypothesis, 2006) ziet fragmentatie als een groot probleem. Fragmentatie veroorzaakt volgens hem “innerlijke tegenstrijdigheden”. “Coherente zaken” anderzijds, functioneren naar de opvatting van Haidt goed. Hij beweert dat uit coherentie gemakkelijk betekenis en doelen ontstaan.

Het probleem

Hier hebben we, naar mijn mening, de essentie van het probleem te pakken. De samenleving is vloeibaar, reflectie is schaars en jongeren zijn gefragmenteerd, waardoor zij een beperkte toegang hebben tot tevredenheid, betekenis en levensdoelen.

De rol die veel volwassenen spelen is die van slechte therapeuten die niet streven naar autonomie van jongeren, maar willen dat jongeren hen voor altijd nodig zullen hebben. Ouders beschermen hun kinderen tegen alle mogelijke uitdagingen, in plaats van hun zelfredzaamheid te stimuleren. En daardoor blokkeren ze de toegang van jongeren tot tevredenheid, betekenis en levensdoelen nog verder.

Wat overblijft voor jongeren zijn veilige vaardigheden als sport en muziek. En veilige genoegens in de vorm van technologie en ongezond voedsel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we een generatie in de wereld zetten die overdadig technologiegebruik heeft als belangrijkste gewoonte en die de dikste generatie ooit is.

Mijn conclusie

Volgens mij gaat het helemaal niet om technologie. Het gaat erom dat wij jongeren overbeschermen tegen enorm overdreven gevaren en elke vorm van overdadig gedrag bestempelen als verslaving.

Met betrekking tot online technologie gaat het niet om de hoeveelheid tijd die wij besteden aan social media, maar om de manier waarop wij online technologie gebruiken. Als we online technologie gebruiken als genotsmiddel om onze negatieve innerlijke gevoelens als angst, verveling en onzekerheid te ontlopen, dan zal deze technologie een negatief effect op ons hebben. En dan zullen we vatbaar zijn voor de trucs die techbedrijven op ons los laten.

We kunnen online technologie echter ook zinvol gebruiken. Laten we online technologie gebruiken om tevredenheid of zelfs geluk na te streven. Ofwel: betekenisvolle relaties te maken en te onderhouden met anderen, met wat wij doen en met iets dat groter is dan onszelf.