Schrijven

Teksten voor kinderen schrijven: zo doe je dat

0

Een tekst voor kinderen: dat is toch gewoon een simpele versie van een ‘volwassen’-tekst? Niet helemaal. Teksten voor kinderen zijn inderdaad makkelijker, maar met een paar moeilijke woorden schrappen ben je er nog niet. Bij alle kinderteksten die je schrijft moet je rekening houden met de leeftijd van de lezer. En wat ‘ie dus al wel of niet begrijpt. Daarnaast zijn er verschillende trucjes die je kunt toepassen om kinderen te boeien. Ik help je op weg!

Voordat we beginnen: teksten voor kinderen vind je niet alleen in kinderboeken. Veel mensen vinden het zich lastig voor te stellen welke content er nog meer voor kinderen bestaat. Of ze denken bijvoorbeeld aan folders van kinderopvangbedrijven, maar die teksten gaan óver kinderen en zijn niet vóór kinderen.

Teksten voor kinderen (en jongeren) vind je overal. Denk aan redactionele teksten, zoals in kindertijdschriften- of kranten. Of educatieve teksten, zoals in lesmateriaal of spreekbeurtpakketten. Of commerciële teksten, zoals in reclame voor speelgoed, folders van scholengemeenschappen of boekjes van theaters of musea. Als jij weleens dit soort teksten schrijft, of dit van plan bent, gebruik dan dit artikel als leidraad.

Groep 3: beginnende lezers

In groep 3 leren kinderen lezen en schrijven. Het lezen begint met ‘technisch’ lezen. Een kind ziet en herkent wat er staat, maar legt nog niet per se de link tussen woorden en zinnen. Hij of zij is veel te druk met uitvogelen van wat er precies op papier staat, en kan nog niet zoveel aandacht geven aan de betekenis van. Dat komt pas later.

Groep 4, 5 & 6: begrijpend lezen

Vanaf groep 4 begint meestal het begrijpend lezen. Het technische lezen gebeurt dan wat meer op de automatische piloot, waardoor het kind meer aandacht heeft voor het begrijpen van de tekst.

Wat heb je hier nu als tekstschrijver aan? Nou, als jij je richt op kinderen in groep 4 (vanaf ongeveer 6 jaar) weet je dat ze al prima begrijpend kunnen lezen (of hier druk mee bezig zijn). Dit doen ze aan de hand van illustraties, de titel en tussenkopjes. In je teksten kun je verwijs- en signaalwoorden gebruiken om verbanden te leggen. Zo kun je bijvoorbeeld een oorzaak en gevolg duidelijk maken.

Groep 6, 7 & 8: moeilijkere teksten

Hoe ouder het kind, hoe moeilijker de teksten worden. Vanaf een jaar of acht gaat het niveau van de woorden omhoog. Begrijpend lezen en verbanden leggen lukt op basisniveau, dus kun je een extra ‘laag’ toevoegen aan teksten. Dit kan bijvoorbeeld een bepaalde moraal zijn die je pas uit de tekst filtert door erover na te denken, of het gebruik van uitdrukkingen.

Daarnaast moet een kind kritisch kunnen nadenken over de inhoud. Als tekstschrijver heb je met dit laatste meestal niets te maken. Je stelt immers geen vragen achteraf zoals een leraar doet. Maar het kan helpen bij het bepalen van het tekstniveau.

Tieners: moeilijke lezers

En dan de lastigste groep jonge lezers: tieners. Uit het internationale onderzoek PISA blijkt dat Nederlandse 15-jarigen steeds slechter lezen. Steeds meer tieners lezen niet goed genoeg om de tekst goed te begrijpen. Zo hebben ze er moeite mee een boodschap en conclusies uit een tekst te halen. Daarnaast vinden ze lezen ook nog eens heel saai. Het is voor jou dus een uitdaging om deze lezersgroep tóch te boeien.

Hoe je dat doet? Verdiep je in hun wereld. Praat met een tiener en vraag wat hij of zij wel en niet interessant vindt. Onderzoek wat de nieuwste trends zijn, wie jongeren tegenwoordig leuk vinden, wat er leeft. Maar let op: zelf in jongerentaal gaan schrijven is ten strengste verboden. Voor je het weet ziet je lezer je als een vervelende oom die cool probeert te doen, en dat wekt alleen maar irritatie op.

Wat zijn AVI-niveaus?

Op sommige leesboekjes staat met het AVI-niveau aangegeven welk niveau de tekst heeft. Het boek heeft een label gekregen dat iets zegt over de leesbaarheid van de tekst (van makkelijk tot heel moeilijk). AVI is een handig hulpmiddel bij het zoeken naar een passend leesboek voor een kind.

Weet je bijvoorbeeld dat je kind op AVI-niveau M3 leest (dat staat voor ‘midden groep 3’), dan weet je dat je kind een AVI M3-boek prima kan lezen. Zo gaat het door tot AVI-Plus, het niveau dat de meeste kinderen bereikt hebben aan het einde van de basisschool.

Moet ik rekening houden met het AVI-niveau?

Als schrijver is het een uitdagend klusje om teksten voor kinderen in een bepaald AVI-niveau te gieten: met een ingewikkelde formule wordt bepaald of een tekst hierbinnen valt. Omgekeerd is het dus ook ingewikkeld om een tekst te schrijven waarvan het niveau van tevoren al is bepaald. Je moet dan onder andere rekening houden met het gemiddeld aantal woorden per zin en de gemiddelde woordlengte.

Voor veel teksten en boeken is het niet belangrijk welk AVI-niveau de tekst heeft. Vaak is het vanzelfsprekend voor welke leeftijd de tekst bedoeld is. Als tekstschrijver van educatieve, redactionele of commerciële kinderteksten zul je bovendien nooit tot nauwelijks de opdracht krijgen om een tekst op een bepaald AVI-niveau te schrijven. Dit komt omdat dit vooral wordt toegepast bij leesboekjes. Dus zolang jij zo’n opdracht niet krijgt, zou ik me tijdens het schrijven niet verdiepen in de aspecten van de AVI-niveaus en uitgaan van je eigen gevoel en ervaring.

kinderen die lezen

Teksten voor kinderen: tips

Oké, je weet nu op welke manier kinderen op verschillende leeftijden lezen. En waar je wel en niet rekening mee moet houden qua begrijpend lezen en AVI-niveaus. Tijd voor wat concrete tips die je op alle kinderteksten kunt toepassen.

1. Gebruik je fantasie

Waar je je bij volwassenenteksten misschien soms inhoudt, kun je bij teksten voor kinderen losgaan met fantasie. Gebruik je dromen, wensen en herinneringen en voeg deze samen in een wereld die jij zelf creëert. Voor kinderen is niets te gek, want ze hebben zelf ook een grote fantasie. Het betekent trouwens niet dat je alleen maar moet schrijven over buitenlandse wezens, elfjes en andere dingen die niet echt bestaan. Het gaat erom dat je creatief denkt.

Als je bijvoorbeeld even niet weet hoe je iets op een leuke manier moet omschrijven, bedenk dan niet alleen hoe iets eruitziet, maar ook hoe iets ruikt, voelt of klinkt. Door de zintuigen van het kind aan te spreken blijf je hem of haar boeien en wordt lezen een belevenis.

2. Leer het kind een wijze les

Dit hoeft niet per se, en het past niet bij alle soorten teksten, maar je kunt het eens proberen: verwerk een moraal in de tekst. Een boodschap, een wijze gedachte of een les die je het kind wil meegeven. Zonder betuttelend te zijn, natuurlijk. Je hoeft de moraal ook niet letterlijk te noemen. Het kan heel subtiel en versimpeld aanwezig zijn.

Een voorbeeld van een moraal is ‘je moet lief zijn tegen elkaar’ of ‘je mag niet stelen’. Als je tekst zo’n boodschap heeft, is deze herkenbaar en kan het kind er iets van leren.

3. Pas je vocabulaire aan

In een tekst voor kleuters gebruik je uiteraard andere woorden dan in een tekst voor tieners, dat is logisch. Maar in het algemeen zit er een verschil tussen de woorden in een kindertekst en die in een volwassenentekst: de woorden moeten simpel, het liefst niet te lang en niet ouderwets zijn.

Gebruik liever geen sarcasme, dat herkennen kinderen vaak nog niet. Vanaf groep 6 beginnen kinderen uitdrukkingen en gezegdes in een tekst te begrijpen, maar verwerk ze alleen als je zeker weet dat ze algemeen bekend zijn. En gebruik er nooit te veel. Wees ook voorzichtig met (onnodig) Engels taalgebruik.

4. Schrijf korte zinnen

Een pakkende tekst heeft een vlot tekstverloop. Dat houdt onder andere in dat de zinnen niet al te lang en te wollig zijn. Maar een tekst met alleen maar korte zinnen loopt ook niet lekker: wissel kort en lang dus met elkaar af. Voor teksten voor kinderen geldt deze regel net zo goed. Ook hier zijn wat langere zinnen geen probleem, maar zorg ervoor dat je niet te veel bijzinnen gebruikt. En blijf afwisselen!

5. Herhaal!

Dit geldt vooral voor teksten voor de jongste kinderen: zorg voor herhaling. Het maakt het makkelijker voor het kind om de tekst en het ‘grote geheel’ te begrijpen.

Je ziet vaak herhaling in prentenboeken, zoals in ‘De luiaard die niet lui was’. Op pagina één staat: ‘Langzaam, langzaam, langzaam kroop de luiaard langs een boomtak’. Op pagina twee staat: ‘Langzaam, langzaam, langzaam at de luiaard een blaadje’. En op pagina drie staat: ‘Langzaam, langzaam, langzaam viel de luiaard in slaap’. En zo bestaat het hele boek uit herhaling. Het zorgt ervoor dat het kind op een gegeven moment zelf al kan raden dat de luiaard… juist, heel langzaam is.

6. Gebruik humor

Door humor blijven kinderen beter geboeid. Geef je personages gekke namen of een grappig, opvallend uiterlijk. Verzin een verhaal waarvan kinderen moeten giechelen, omdat er dingen gebeuren die stiekem helemaal niet mogen. Of laat de personages dommige of ondeugende uitspraken doen. Je zal zien dat kinderen een grappige tekst veel beter onthouden, en dat ze reuzebenieuwd zijn naar wat er verder gaat gebeuren.

Naar een kinderjury

Nu je weet welke punten je in je achterhoofd moet houden, kun je aan de slag met teksten voor kinderen. Wil je zeker weten of je tekst geschikt is voor jongere lezers? Laat je tekst dan checken door een echte kinderjury. Sta open voor hun ontzettend eerlijke mening (help!), want zo leer je het nu eenmaal ’t beste.