Waarom we af moeten van het desinformatie-standaardmodel
Er bestaat een standaardmodel als we het hebben over desinformatie. Op het eerste gezicht lijkt dit een goed model, maar het heeft een paar tekortkomingen. Deze tekortkomingen zijn geen ‘bug’ maar een ‘feature’ van het standaardmodel. In dit artikel duiken we hier dieper op in.
Achtergrond
Dit is het 3e artikel in een serie van 4 over desinformatie. In de vorige blogs gaven we antwoord op de vragen wat desinformatie is en hoe desinformatie bestreden wordt. In dit artikel gaan we in op de tekortkomingen van het bestaande desinformatie-standaardmodel.
Simplistisch
Op het eerste gezicht klinkt het desinformatie-standaardmodel aannemelijk. Er bestaan groepen kwaadwillenden die geld willen verdienen of schade proberen aan te richten aan onze democratie met foute of misleidende informatie. Als gevolg van hun acties kampen we met vervuilde informatiestromen. En toch is er van alles mis mee.
Om te beginnen is het model simplistisch. Er bestaan binnen het model enerzijds slechteriken die het goed met zichzelf en slecht met anderen voorhebben. Anderzijds bestaan er potentiële slachtoffers. Dit klinkt als het plot van elk superheldenverhaal: een of meer schurken belagen een dame in nood en het wachten is op de superheld. Er is geen ruimte voor grijze gebieden: media, sociale media en individuen die ongewild desinformatie verspreiden zijn tegen ons (handlangers van het kwaad) of met ons (naïeve slachtoffers).
De boeven worden neergezet als boosdoeners met een plan. Burgers worden voorgesteld als een weerloze massa die op zijn best kan leren om niet voor alle lage listen van de slechteriken te vallen. En dan is de overheid natuurlijk de redder in nood. Het simplistische beeld van het standaardmodel lijkt eerder op een samenzweringstheorie dan op een degelijke analyse. Het doel lijkt om angst aan te jagen om snel middelen en ondersteuning te mobiliseren in plaats van een werkelijk probleem aan te pakken.
Schadelijk
Het meest schadelijk aan het model is burgers afschilderen als manipuleerbare massa. Waren het vroeger mensen met een andere huidskleur of afkomst, arbeiders, vrouwen en kinderen die op de een of andere manier niet in staat werden geacht autonome beslissingen te nemen en volwaardig burger te zijn, volgens het standaardmodel is het vrijwel de gehele bevolking die weerloos.
Het probleem dat hierin besloten ligt, wordt benoemd door onderzoeker David Karpf. Er is binnen elke democratie een ‘aandachtig publiek’ nodig: burgers die goed geïnformeerd zijn, de politiek nauwgezet volgen en vertrouwen hebben in hun vertegenwoordigers. Indien politici dat vertrouwen beschamen dan volgt er een afstraffing bij de volgende verkiezingen. Deze werkelijkheid of tenminste deze mythe is nodig om politici op het rechte pad te houden.
De essentie van onze democratie
Karpf legt uit: “We kunnen [het effect van de mythe] zien wanneer journalisten politici proberen te betrappen die zichzelf tegenspreken. We zien het aan de opkomst van de factcheck-industrie. De media als waakhond of ‘vierde stand’ … is gebaseerd op de overtuiging dat de media een cruciale rol spelen bij het op de juiste wijze informeren van het grote publiek. Politieke elites nemen deze interactie serieus omdat ze geloven in de mythe van het aandachtige publiek.”
Dit is de essentie van onze democratie. Politieke elites moeten zich gedragen alsof er met hen meegekeken wordt en alsof er een afstraffing volgt zodra zij het vertrouwen van het publiek beschamen. Als deze essentie wegvalt, zouden:
- elites eenvoudig kunnen gaan voor korte-termijn gewin,
- inclusief corruptie,
- is er geen reden voor politici om met de pers te praten, en
- is er geen reden voor hen om reacties van burgers serieus te nemen.
Alles zou met de behulp van een paar spindoctors op te lossen zijn. Zonder de essentie zouden we in een autoritair politiek systeem belanden. Het neerzetten van burgers als kneedbare massa is een manier om burgers buiten spel te zetten.
Volgens het standaardmodel is het vrijwel de gehele bevolking die weerloos.
Gevaarlijk
De simplistische aanname van het standaardmodel leidt onvermijdelijk tot een opdeling van mensen in ‘wij’ en ‘zij’. Dit is terug te zien in de definitie van desinformatie. Desinformatie is volgens de standaarddefinitie ‘aantoonbaar foute of misleidende informatie’. Het sleutelwoord is hier ‘aantoonbaar’. Het deelt mensen op in:
- ‘wij’, de mensen met de juiste feiten, de juiste wetenschappelijke analysen en de juiste interpretaties, en
- ‘zij’, onwetenschappelijke, feitenvrije wappies. Deze wappies zijn in het beste geval gemanipuleerd omdat zij zich niet hebben geïnformeerd of, in het slechtste geval, kwaadwillend.
Volgens filosoof Michael Sandel (The tyranny of merit, 2020) is dit het gevolg van een technocratische trend die al langer gaande is in westerse democratieën. De trend is goed zichtbaar in de retoriek van politici. Allereerst heeft het woord ‘smart’ een overstap gemaakt van technologie naar politiek. Hoewel het begon als een manier om apparaten te beschrijven, en vervolgens huizen en steden, werd het een term om beleid te beschrijven. Ten tweede begon politieke retoriek gebaseerd te worden op wetenschap en feiten. Dit is terug te zien bijvoorbeeld in de taal van President Obama. Hij citeerde graag senator Daniel Patrick Moynihan die zei:
Je hebt recht op je eigen mening, maar je hebt geen recht op je eigen feiten.
Technocratische trend
Obama geloofde dat de voornaamste bron van democratische onenigheid is dat gewone burgers onvoldoende informatie hebben. Dit is het zogenaamde informatietekort-model. Het gevolg van de technocratische trend is een debat waarin een onpartijdig alternatief lijkt te worden geboden voor morele en ideologische meningsverschillen. In werkelijkheid gaat het om uitsluiting van iedereen zonder de juiste feiten of wetenschappelijke onderbouwingen.
De technocratische trend is ook terug te vinden in de uitspraken van premier Rutte. Hij spreekt over het geloof van een deel van de bevolking in ‘onzin’. Dat geloof is volgens hem een eigen keuze van burgers om ‘daar wel of niet in te geloven’. Rutte wil “niet krampachtig gaan smeken van: oh geloof ze niet. Daar voel ik me ook iets te goed voor”.
Het standaardmodel leidt zo tot polarisatie in plaats van deze polarisatie te verkleinen. Deze polarisatie leidt tot meer verdeeldheid. En, het is nu juist die verdeeldheid die desinformatie meer kracht geeft. Desinformatie-expert Nina Jankowicz legt uit:
De beste desinformatie …, of die nu uit Rusland komt of van iemand binnen ons eigen politieke systeem, is materiaal dat is gebaseerd op werkelijke grieven, echte scheuren binnen onze samenleving, en een kern van waarheid in zich heeft.
Het standaardmodel dreigt zichzelf zo in stand te houden en de groepen binnen de samenleving steeds verder te radicaliseren.
Berust op een aanname
Onder het standaardmodel bevindt zich een heftige aanname. Het blootgesteld worden aan desinformatie is al genoeg om het gevaar te lopen bekeerd te worden door desinformatie. Desinformatie is daarmee bijna net zo gevaarlijk als Monty Python’s grappigste grap ter wereld. Iedereen die de grap hoort, gaat letterlijk dood van het lachen.
De aanname ligt ten grondslag aan het verbieden van Russische propagandakanalen en het verwijderen van social media van radicale anti-vaxxers. De aanname verklaart tevens dat de Europese Commissie onder het kopje ‘een groeiende dreiging in de Europese Unie’ cijfers geeft hoeveel mensen in aanraking zeggen te zijn gekomen met desinformatie (zie ook deze brochure). En waarom in het Mueller Rapport over een eventuele samenzwering van Russische agenten en Trump-verkiezingsstaffers aan wordt gegeven wat het bereik was van Russische desinformatie gedurende aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2016. Het feit dat er geen onderscheid wordt gemaakt binnen de groep volwassenen die blootgesteld zijn, geeft aan dat het besmettingsrisico voor allen ongeveer even groot is.
‘Poging tot manipulatie’
De aanname is ook terug te vinden in media-uitingen. Zo spreekt CNN bijvoorbeeld van ‘manipulatie’ van de Amerikaanse politiek door desinformatie-trollen, die ‘nietsvermoedende’ Amerikaanse burgers proberen voor de gek te houden en van een troll frame die ‘verantwoordelijk is voor het verstoren van de verkiezingen van 2016’. En niet van ‘pogingen tot manipulatie’ en ‘pogingen tot het verstoren van de verkiezingen‘. Hetzelfde geldt voor het Cambridge Analytica schandaal: het feit dat mensen geconfronteerd werden met gepersonaliseerde politieke microboodschappen op grond van ‘psychografische’ kenmerken leidde tot de conclusie dat onze breinen gehackt werden.
Het gevolg van de aanname is dat het bestaan van desinformatie op zich wordt gezien als een fundamenteel probleem. 83% van de burgers in de EU denkt dat desinformatie onze democratie bedreigt. In de Verenigde Staten denkt de helft van de burgers dat ‘verzonnen nieuws/ informatie’ een net zo groot probleem is als gewelddadige misdaad en de kloof tussen arm en rijk, en groter dan illegale immigratie, terrorisme en racisme. In het land waarin vrijheid van meningsuiting breed wordt geïnterpreteerd, vindt 79% dat we stappen moeten ondernemen om verzonnen nieuws te beperken.
De aanname is ongefundeerd
De impact van Cambridge Analytica’s micro-advertenties was verwaarloosbaar. De impact van Amerikaanse politieke campagnes (contacteren en advertenties) op de uitkomst van verkiezingen is te klein om meetbaar te zijn, of zelfs nul. De reden daarvoor is eenvoudig: mensen zijn niet zo makkelijk van iets te overtuigen.
De manier waarop mensen naar de wereld kijken groeit organisch gedurende hun leven. Zonder dat zij zich er bewust van zijn, zoekt hun brein voortdurend naar patronen. Als dergelijke patronen gevonden worden, worden deze opgeslagen als hulpmiddel om de werkelijkheid beter te begrijpen. Het brein ontdekt en registreert de patronen niet in isolatie. Van groot belang is de groep mensen waarbinnen individuen opgroeien en leven. Deze groep is belangrijk omdat het individuen in hun eentje niet lukt om alles zelf te weten of te begrijpen. Daarnaast spelen de culturele waarden van de samenleving waarin deze individuen zich bevinden een rol.
Mensen zijn niet zo makkelijk van iets te overtuigen.
Hoge drempel
Het gevolg is dat de patronen deel uitmaken van de menselijke identiteit. Alles buiten de patronen is ruis. Het gevolg is de menselijke voorkeur voor bevestiging, de zogenaamde confirmation bias. Binnenkomende informatie wordt met een dubbele standaard behandeld. Als het informatie betreft die in overeenstemming is met de patronen, dan volgt de vraag: ‘Kan ik er in geloven?’ Als het gaat om strijdige informatie dan luidt de vraag: ‘Moet ik erin geloven?’ De drempel voor een positief antwoord op de vraag ‘Kan ik?’ is laag. De eerste beste reden is goed genoeg; de drempel voor de vraag ‘Moet ik?’ is onrealistisch hoog.
Natuurlijk betekent dit niet dat mensen nooit van iets overtuigd kunnen worden. Er zijn verschillende redenen om op een bepaald moment toch niet-passende informatie voor waar aan te nemen. Het is echter verre van een automatisme. En het gaat vaak gepaard met enorme kosten: het gooit de identiteit van het individu overhoop en kan leiden tot uitsluiting uit de groepen waartoe het individu behoort of zelfs de maatschappij. Dat betekent dat de radicale ommezwaai ook ergens goed voor moet zijn: een uitweg bieden uit een isolatie, acceptatie bewerkstelligen door een nieuwe groep of een nieuw carrièrepad openen.
Natuurlijk zijn er ook mensen voor wie desinformatie en hun patronen op elkaar aansluiten. Bij hen volgt er geen bekering maar eerder een verdieping van de al aanwezige patronen.
Grenzen aan weerbaarheid tegen desinformatie
Dit alles is onvoldoende om te begrijpen waarom mensen kunnen geloven in de meest extreme vormen van desinformatie. Denk aan beweringen dat de aarde plat is of dat reptielen de werkelijke machthebbers van deze wereld zijn. Een belangrijk element is loyaliteit aan de eigen groep. Voor het brein is het vaak belangrijker om net zo te denken als anderen in de eigen groep dan om dubieuze informatie af te wijzen.
Wat interessant is, is dat wat het individu gelooft niet altijd hoeft te stroken met de eigen patronen. Dan Sperber noemt de informatie die niet past ‘reflectieve overtuigingen’ tegenover ‘intuitieve overtuigingen’ die voortkomt uit de patronen. Reflectieve overtuigingen hebben veel minder betekenis en staan los van de andere overtuigingen. Zij hebben weinig invloed op het handelen van een persoon. Daarom kunnen zij ook voorbij het filtermechanisme glippen dat de patronen beschermt.
Een voorbeeld van een dergelijke reflectieve overtuiging is de Pizzagate-samenzweringstheorie die beweerde dat hoogeplaatste leden van de Amerikaanse Democratische Partij zich bezighielden met mensenhandel en kindermisbruik. Van alle mensen die in deze samenzwering zeiden te geloven, was er slechts één persoon die verhaal ging halen in de pizzeria die als hoofdkantoor zou dienen voor de criminele activiteiten. Edgar Maddison Welch was de enige die handelde op basis van zijn overtuigingen. Anderen leefden hun leven verder ondanks dat zij geloofden dat er verschrikkelijke misdaden plaats vonden.
Lastig te bewijzen
Het standaardmodel heeft, tot slot, een element in zich dat lastig aan te tonen is. De individuen of organisaties die desinformatie creëren, presenteren en verspreiden, doen dat met een specifiek doel: geld of bedrog. Binnen het simplistische schema van het model betekent dit dat alle slechteriken samen moeten werken om dit doel te bereiken
- De slechteriken die creëren,
- slechteriken die presenteren, en
- slechteriken die verspreiden.
Dit houdt in dat er een hiërarchie voorondersteld wordt waarbij een centrale macht de onderliggende lagen aanstuurt.
Meermaals is beschreven organisaties verantwoordelijk voor desinformatie hiërarchisch te werk gaan. Russische trollen krijgen bijvoorbeeld dagelijkse instructies hoe hun deel van een centrale taak uit te voeren. Het Mueller Rapport spreekt bovendien van de Russische desinformatie inspanningen ten tijde van de Amerikaanse Presidentsverkiezingen in 2016 als een ‘set van in elkaar grijpende operations die bekend staan als Project Lakhta’’.
Maar geldt dit voor alle verantwoordelijken van desinformatie operaties? Het probleem is dat “het identificeren van wie daar achter zit en wat hun motieven zijn een significante uitdaging is”, zoals een NAVO-rapport meldt. Volgens het rapport hebben kwaadwillende actoren veel verschillende motivaties en doelen. Vaak is het slechts met behulp van indirect bewijs dat een begrip kan worden gevormd wat deze actoren drijft.
De standaarddefinitie van desinformatie zorgt er echter voor dat we zeker moeten weten dat actoren gedreven worden door geld of bedrog als voorwaarde om informatie te kunnen labelen als ‘desinformatie’. Dit is verre van praktisch.
Vervolg
In dit artikel hebben we redenen gegeven waarom we af moeten van het desinformatie standaardmodel. In ons volgende en laatste artikel in deze serie zullen we ons alternatief presenteren voor de standaarddefinitie en het standaardmodel.