Communicatie

Komt het ooit nog goed tussen woordvoerders en journalisten?

0

Eind maart vond in Nieuwspoort in Den Haag de boekpresentatie van ‘Voorbij het wantrouwen’ plaats. Dit boek, geschreven door onderzoeksjournalist Ton van der Ham, gaat over de relatie tussen de journalist en de woordvoerder. Aansluitend volgde er een debat over dit onderwerp. Hoe is het namelijk gesteld met die relatie?

Ik heb het boek gelezen en was bij de bijeenkomst aanwezig om mijn licht op deze vraag te schijnen. Want ondanks het feit dat ik geen onderzoeksjournalist ben, maak ik ook woordvoerders mee van ministeries en grote bedrijven. De setting is dan meer geschikt om verslag te doen van relevant nieuws, maar ook daar merk je de controle die een woordvoerder wil hebben over wat je schrijft.

En vergeet ook de standaard “daar kunnen we geen uitspraak over doen” niet, al weten beide partijen dan al hoe het zit. Voorafgaand aan de bijeenkomst praatte ik met een aantal mensen. Het viel mij op dat er gesproken werd over de ‘dark side’. Van journalist naar woordvoering wordt door sommigen gekscherend beschreven als overstappen naar de vijand. Over zaken op scherp zetten gesproken.

Opgepakt voor lokaalvredebreuk

Dat is precies wat er gebeurde zo’n vijf jaar geleden. Onderzoeksjournalist Ton van der Ham wordt gearresteerd in het UMC Utrecht wegens huisvredebreuk en zit daarvoor een aantal uren in een cel. Zembla, waar Ton van der Ham dan werkzaam is als onderzoeksjournalist, had een reportage gemaakt over misstanden in het Universitair Medisch Centrum in Utrecht. De reportage ging over de afdeling KNO, waar een tiranniek en onvoorspelbaar afdelingshoofd zorgde voor een angstcultuur.

Er waren problemen op het gebied van de werksfeer en jonge artsen werden tegen elkaar uitgespeeld, zo lees ik in zijn stuk. Dit zet de organisatie enorm op scherp. Als van der Ham vervolgens persoonlijk wordt uitgenodigd door Adrienne Cullen. Zij geeft een openbare lezing over patiëntveiligheid. Ondanks de uitnodiging, wordt Ton bij de ingang geweigerd. Cullen sprak daarom met hem af dat hij haar na afloop van de lezing in de hal van het ziekenhuis mocht interviewen. Wachtend op het einde van de bijeenkomst om haar te kunnen interviewen, werd hij aangehouden door de beveiliging van het UMC Utrecht.

Op grond van ‘lokaalvredebreuk’, aldus de beveiligers die Van der Ham overdroegen aan de politie. Dit levert een strafblad op. Na vijf jaar komt het OM wel tot de conclusie dat de aanhouding een dwaling was en de aantekening wordt van het strafblad afgehaald. Maar het kwaad was al geschied, hoe kon het zo uit de hand lopen?

Onderzoeksjournalisten: de voorbode van een mogelijk probleem

Natuurlijk is het zo dat als een onderzoeksjournalist bij je aanklopt met vragen, er iets aan de hand is of lijkt te zijn. Dat kan alle kanten opgaan, maar als het echt zo is – en geen rancune van een persoon – moet je er van uitgaan dat je iets voor je kiezen krijgt waar je niet zit op te wachten. Niet alleen als organisatie zelf, maar ook de verantwoordelijke personen zoals het bestuur, management of bewindslieden. Een klokkenluider zit er wel op te wachten, dat is ook de reden dat het naar buiten is gebracht.

Iedere organisatie heeft een beschermingsmechanisme dat wordt vormgegeven door de mensen die er leiding aan geven. Zij hebben er belang bij dat er zo min mogelijk gedoe is, vooral naar de buitenwereld toe. “Dit wordt intern opgelost” of “dit is een interne aangelegenheid”, zijn dan veelgebruikte argumenten. De situatie dat er dingen zijn gebeurd die strafbaar zijn of tegen de regels ingaan, is dan nog een andere situatie waarbij de organisatie een nog grotere drijfveer heeft om het onder de pet te houden.

In beide gevallen is het een situatie waar de organisatie niet blij mee is. De reactie kan defensief zijn of krampachtig. Afhankelijk van het feit of het wel of niet bekend is bij de organisatie, moet er eerst een onderzoek gedaan worden. Uit de politiek kennen we de uitspraak “daar heb ik geen actieve herinnering aan”. Deze uitdrukking is zelfs opgenomen in de Dikke van Dale. Maar ook in het bedrijfsleven zijn er voldoende zaken te onderzoeken. Neem het voorbeeld van de bonnetjesaffaire die een minister en staatssecretaris tot aftreden dwong.

Wantrouwen in de toekomst, ontstaan door ervaringen in het verleden

Als jij als communicatieadviseur of woordvoerder een keer een slechte ervaring hebt gehad met een journalist, dan is het “once bitten, twice shy”. Met andere woorden: je past een stuk beter op voordat je deze persoon weer te woord staat. Trouwens, in sommige gevallen is het ook gewoon uitvoeren wat het management of raad van bestuur zegt. Vlak daarbij ook de ego’s van bestuurders niet uit. Narcisme komt ook bij CEO’s voor. Je zou kunnen redeneren dat je niet aan de top bent gekomen, omdat je zo graag aardig gevonden wil worden.

Je kunt je voorstellen dat de reactie is: “Hoe durft die journalist ons aan te vallen!”. Om dat te counteren heeft een woordvoerder allerlei trucs:

  • Niet of te laat reageren op verzoeken voor interviews of het stellen van vragen.
  • Vragen via e-mail laten stellen en deze in de organisatie laten beantwoorden.
  • Het niet uitnodigen van de journalist voor bijeenkomsten of toegang weigeren.

Als het helemaal uit de hand loopt, dan kan je altijd het nieuws zelf naar buiten brengen in een poging om het verhaal te ontmantelen óf eerst je eigen verhaal neer te zetten. Een truc, zo vertelde Ingo Heijnen. Hij is werkzaam bij PR Bureau Hill + Knowlton en geeft toe deze truc zelf al eens toegepast te hebben. Ook nam hij deel aan het debat aansluitend op de boekpresentatie.

Het discussiërende panel onder leiding van Patrick Lodiers

Patrick Lodiers en het panel Bas Haan, Julia Wouters en Ingo Heijnen

Aan tafel met het panel

Naast Ingo schuiven ook Bas Haan, onderzoeksjournalist van NRC, en trainer en coach Julia Wouters aan. Onder leiding van Patrick Lodiers werd er gediscussieerd over een drietal stellingen:

  1. Journalisten en voorlichters moeten hoognodig in relatietherapie.
  2. Door de vooringenomenheid van journalisten krijgen woordvoerders in de media geen eerlijke kans om hun kant van het verhaal te vertellen.
  3. De groeiende groep voorlichters in politiek en bedrijfsleven maakt het voor journalisten lastiger misstanden bloot te leggen.

Met name Bas en Ingo trokken van leer. Ik weet niet meer alle exacte uitspraken, maar er kwam er een voorbij over liegen of het niet vertellen van alles. Bas Haan verweet woordvoerders dat ze logen, waar Ingo Heijnen het corrigeerde tot niet alles vertellen.

Relatietherapie

De stelling luidde: moeten journalisten en woordvoerders op relatietherapie? Want in het algemeen hebben ze elkaar toch echt nodig. De een om het verhaal te kunnen vertellen vanuit de organisatie, de ander om het verhaal op te schrijven. Maar een huwelijk is het zeker niet. Beide partijen hebben hun eigen belangen en hoewel zij daarin het gelijke resultaat van een goed verhaal willen behalen, heeft een ieder zijn specifieke opdracht. De woordvoerder moet de organisatie zo goed mogelijk in beeld laten komen. De journalist wil een kloppend en realistisch verhaal hebben.

Je kunt als journalist dus wel op schoot gaan zitten bij de woordvoerder en dikke maatjes zijn, maar dan ligt beïnvloeding op de loer. Scepsis, gezond verstand, doorvragen en ook je eigen oordeel vormen zitten in het arsenaal van de journalist om het verhaal in te schatten. Maar, vinden de woordvoerders: wij worden vaak gebeld door journalisten die het verhaal al klaar hebben of al vrij zeker weten hoe de vork in de steel zit. Hierdoor kan een persvoorlichter niet het verhaal vertellen van hun kant.

Eerlijke kansen

Geeft die vooringenomenheid van de journalist, de woordvoerder nog wel eerlijke kansen? Als journalist heb je informatie die je verkregen hebt op basis waarvan je een verhaal ziet of denkt te zien. Neem een fictief voorbeeld van een manager die grensoverschrijdend verdrag vertoont. Is het dan niet menselijk voor een woordvoerder om dat af te zwakken? Mogelijk ook omdat de manager in kwestie dat zeer waarschijnlijk ook zal doen. Het hangt denk ik van de situatie af hoe er gereageerd wordt. Ik vermoed dat wanneer er geen opnames gemaakt zijn van het gedrag én het een niet publiek toegankelijk evenement is, de verleiding er kan zijn om het af te zwakken.

Maar klopt de informatie van de journalist? Is dit niet informatie die naar buiten is gebracht met een andere reden dan het aanpassen van een misstand? Aan de journalist om het uit te zoeken, maar ook om ook de ruimte te blijven geven voor de andere kant van het verhaal.

De muur van de woordvoerder

De laatste stelling gaat over de muur van de persvoorlichter of woordvoerder. Je kunt bijna niemand meer spreken of er zit een woordvoerder tussen. Mediatraining en woordvoerders, slaan die het gesprek dood? Het is in ieder geval wel zo dat de boodschap geregisseerd is. Maar aan de andere kant heeft de journalist informatie die een ander beeld kan schetsen.

Je weet ook niet altijd welke informatie de andere partij heeft. Het lijkt wel een beetje pokeren zonder het tot een spel te willen maken. Het vragen om dingen “op de mail’ te zetten wordt door journalisten gezien als vertragingstechniek en treiteren. Woordvoerders zeggen dat het soms noodzakelijk is in het geval van drukte en om te zorgen voor minder ruis in de overdracht. Als de journalist het goed opschrijft valt het goed te beantwoorden.

Een foto tijdens de boekpresentatie van 'Voorbij het wantrouwen'

Patrick Lodiers en Ton van der Ham tijdens de boekpresentatie van ‘Voorbij het wantrouwen’

In het boekje spreken veel woordvoerders zich uit over eerlijk en transparant zijn. Niet wrijven in een vlek, want het komt toch wel uit. Ook hierbij is de kanttekening dat het logisch is om zoiets te zeggen. Niemand zegt hardop dat hij of zij liegt, of het verhaal verdraaid tot een positieve variant. Maar het gebeurt natuurlijk wel. Het verhaal kan volledig waar zijn, maar toch niet de hele waarheid.

Ik kan zeggen dat ik bij iemand spontaan op bezoek ga. Dat is volledig waar, maar het hele verhaal is dat ik toevallig toch in de buurt moest zijn. Het verschil is dat iemand zich mogelijk gevleid voelt door dit spontane bezoek, maar dat het eigenlijk minder op hem of haar gericht was. Ga er vanuit dat ik dan ook echt daar op bezoek ga. Is er een verschil? Ja, is het belangrijk? Daar kan je over discussiëren.

Voorbij het wantrouwen

Het boek is met een totaal van zo’n 75 pagina’s niet heel dik. De mensen die worden geïnterviewd zijn bijna allemaal woordvoerders:

  • Friso Fennema,  van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
  • Maryse Ducheine, destijds directeur Communicatie bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
  • Roelof Janssens, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
  • Guido Rijnja, communicatieadviseur RVO.

Dan hebben we de Haagse personen wel gehad. Daarnaast wordt ook de directeur van Leene Communicatie, drukkerij van dit boek, Steffart Buijs geïnterviewd. Ook Leendert Bikker, directeur communicatie van de Rabobank en Ingo Heijnen van Hill + Knowlton komen aan het woord. Als laatste komt Erik Trinthamer aan bod. Voorheen communicatieadviseur bij het UMC Utrecht en aanleiding voor Ton van der Ham om dit boek te schrijven. Waarom? Daarvoor raad ik je aan zelf het boek te lezen. Het boek is in PDF te lezen en te downloaden via Leene.

Eind goed, al goed?

Dus, hoe ga je met de waarheid om? Uit het boek komt naar voren dat eerlijkheid de enige manier is om er goed mee om te gaan als een onderzoeksjournalist op de stoep staat. Je kunt er vanuit gaan dat in de meeste gevallen het echte verhaal een grote kans heeft om uit te komen. Denk aan het eerdere voorbeeld van de bonnetjesaffaire van Fred Teeven. De waarheid komt altijd boven.

In het boek doen diverse mensen een beroep op die eerlijkheid. Of een gedeeltelijke eerlijkheid. Aan de andere kant is er mechanisme van een organisatie. Of dat nu een ministerie, een overheidsinstantie of dat een commercieel bedrijf betreft: het bewaren of beschermen van de organisatie en mensen daar is een primaire reactie. In het slechte geval gaat het hier om: ontkennen, vertragen, minimaal meewerken en bagatelliseren in de hoop dat het weggaat. Soms kan dit werken, maar het kan ook tot grotere schade leiden.

De journalist en de woordvoerder hebben elkaar nodig. Ze delen een zelfde belang, maar hebben ook andere belangen. Afstand tot elkaar (niet te innig) lijkt een goed devies, maar wantrouwen en irritatie zijn zelden een goede basis. De relatie moet werkbaar zijn met respect, maar ook kritisch en open. Best wel een uitdaging, want zowel journalisten als woordvoerders blijven mensen.