Content

Oproep voor inclusievere taal: stop met laag- en hoogopgeleid

0

Demissionair onderwijsminister Robbert Dijkgraaf roept toekomstige studenten op om de woorden hoogopgeleid en laagopgeleid niet meer te gebruiken. In zijn open brief schrijft hij: “We hebben het nu nog vaak over ‘hoger’ of ‘lager’ opgeleid. Daar moeten we echt mee stoppen. Want de ene studie staat niet boven de andere. Alle soorten opleidingen zijn gelijkwaardig. Of het nu mbo, hbo of wo is.”

Oproep voor inclusievere taal

Hiërarchische aanduidingen houden ongelijkheid in stand, en staan de ontwikkelingen van talent in de weg, volgens Dijkgraaf. Zijn oproep wordt ondersteund door verschillende studentenorganisaties én door het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). LAKS lanceerde een jaar geleden al een taalgids, om bij te dragen aan een inclusiever schoolklimaat. Daarin riepen ze beleidsmakers en het onderwijsveld onder andere op om te stoppen met ‘laagopgeleid’ en ‘hoogopgeleid’.

De Universiteit van Amsterdam dook ook al eens in dit onderwerp. Hoogleraar Kansengelijkheid in het Onderwijs Louise Elffers gaf aan dat woorden ertoe doen.

Woorden kunnen ongelijkheid niet opheffen, maar ze kunnen die wel bewust of onbewust bestendigen. – Elffers

Wat wil Dijkgraaf?

De oproep van Dijkgraaf is vooral gericht op het dagelijkse taalgebruik. Alle juridische begrippen en formele benamingen aanpassen is immers een hele operatie. Dijkgraaf wil zelf het voorbeeld geven door op het ministerie te beginnen met het gebruik van ‘hbo- en wo-opgeleiden’ als alternatief voor ‘hoog opgeleiden’, lezen we. Hij roept iedereen op dit voorbeeld te volgen en mee te denken over alternatieve benamingen.

Wat zijn de alternatieven?

Meedenken over taalkwesties? Dat hoef je mij geen twee keer te vragen. Ik dook de gidsen en adviezen voor inclusieve taal in. Niet alle naslagwerken hadden het over dit thema. Mounir Samuel geeft een aantal aanbevelingen in zijn boek ‘Je mag ook niets meer zeggen’. Hij stelt ‘praktisch en theoretisch opgeleid’ voor, en ook praktisch onderwijs en theoretisch onderwijs, in plaats van beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs.

In de aanbevelingen lezen we: “Moet er toch specifiek naar een bepaald niveau worden verwezen? Gebruik dan ‘theoretisch onderwijs aan het hbo’ of ‘theoretisch onderwijs aan de universiteit’.”

De taalgids van LAKS benoemt ook het waardeoordeel dat in de termen hoogopgeleiden en laagopgeleiden zit, maar zij spreken liever van mbo-opgeleiden, hbo-opgeleiden en wo-opgeleiden, omdat er geen eenduidig verschil te maken zou zijn tussen theoretische en praktische opleidingen. Denk aan een mbo-opleiding Rechten. Waar Samuel spreekt over verwijzen naar niveaus, ziet LAKS ook daar een waardeoordeel in. Een niveau wordt namelijk al snel gekoppeld aan ‘beter’ of ‘hoger’. De taalgids stelt dus voor om van onderwijsrichtingen te spreken.

En in de Incomplete stijlgids van WOMEN Inc. staat: “Benoem bij voorkeur specifiek om welke opleiding het gaat, zoals mbo-, hbo- of wo-opgeleid. Of, als dit niet mogelijk is, spreek dan van praktisch en theoretisch opgeleide mensen.” Dat lijkt een goede oplossing. WOMEN Inc. spreekt dus ook van opleidingsrichtingen. En door te kiezen voor ‘mbo-opgeleide mensen’ reduceer je een persoon niet tot een kenmerk: de gevolgde opleidingsrichting. Nóg inclusiever dus.

De wetenschappers van de UvA vonden net als LAKS dat ‘praktisch-theoretisch’ de lading niet dekt, omdat bijna alle opleidingen theoretische en praktische componenten hebben. Zij houden de oplossing simpel: benoem opleidingen gewoon bij hun naam.

Hoe nu verder?

Nog geen eenduidige consensus dus. En zolang het gaat over dagelijks taalgebruik, en de officiële begrippen niet worden aangepast, blijft het misschien ook zoeken naar het beste alternatief. Wanneer is een opleiding theoretisch? En hoe inclusief is de afkorting hbo, gezien we daar al spreken over ‘hoger beroepsonderwijs’?

Misschien moeten we ons vooral afvragen wanneer het relevant is om onderwijsrichtingen te benoemen. Wij vragen onze bijvoorbeeld af: moeten we spreken over onze wo-opgeleide vertalers? Of gaat het erom dat ze over de juiste vaardigheden en kennis bezitten, dankzij hun opleiding en ervaring?