Content

Geloofwaardige tekst schrijven? Kijk uit met deze 7 bedrieglijke perspectieven

0

Je wil je product verkopen of iemand overtuigen. Grote woorden liggen dan op de loer, maar kijk uit: kun je er echt achter staan? Aan de andere kant is te veel bescheidenheid ook niet goed. Van clickbait en generalisaties tot eufemismen en verkleinwoorden: een overzicht van bedrieglijke perspectieven.

Clickbait

Veel beloven, weinig geven. Dat doen sites die van aandacht een verdienmodel hebben gemaakt. Clickbait is het, met grote woorden als ‘bizar’, ‘horror’ en ‘pijnlijk’, en koppen in het genre:

  • 8 gruwelijke dingen die …
  • De enige tip die je ooit nodig zult hebben om …
  • Dit is wat we nu weten
  • Schokkend:
  • … en wat er gebeurde zal je verrassen!

Zulk wanhopig geschreeuw is uit effectbejag al veel geïmiteerd, zelfs door oudere media. Klik jij nog op dit soort sensatiekoppen? Als je keer op keer teleurgesteld raakt, leer je het wel af. Een kop mag prikkelen, maar moet de belofte wel inlossen. Anders lieg je …

clickbait

Overdrijven of liegen?

Over leugens gesproken: grote woorden zijn vaak niet helemaal waar. Niet alleen in een kop, ook in de rest van een tekst kan een schrijver uit de bocht vliegen. Want is iets wel ‘revolutionair’, ‘briljant’ of ‘de tool die alle andere programma’s overbodig maakt’? Natuurlijk, als je iets aanprijst, ben je geneigd tot overdrijven. Maar blaas het niet tot groteske proporties op.

En soms zijn grote woorden helemaal niet waar. Er wordt helaas wat afgelogen in teksten. Misschien een wat vreemd advies, ‘lieg niet’, maar bekijk alles wat je leest vandaag eens door die bril: klopt het wel, wat er staat? En bedenk dan dat iemand dat expres zo heeft opgeschreven. Jij zou dat nooit doen, toch? Trouwens, opzettelijk iets níét vertellen kun je net zo goed als liegen zien.

Leugens kunnen ook in redeneringen verscholen zitten. Drogredenen zijn het dan: bewuste of onbewuste fouten tegen de logica en/of de redelijkheid. ‘Straks mag ik helemaal niks meer schrijven!’ – het hellend vlak, een extreme gevolgtrekking. Of: ‘dus jij vindt dat alles wat ik schrijf eerst drie keer langs een waarheidscommissie moet?’.

Met die zogeheten stropop stel je iemands standpunt op een belachelijke manier voor. (Voor voorbeelden van de vele soorten drogredenen grijp ik altijd naar Paula Steenwinkels boek Drogredenen herkennen en weerleggen.)

Niet generaliseren

Een andere categorie grote woorden zijn generalisaties. Ze zijn geniepig, omdat ze er onschuldig uitzien, vertrouwd klinken en ook nog eens wáár lijken, aan de oppervlakte. Maar het zijn versimpelingen van een veel diffusere, complexere werkelijkheid.

  • de hardwerkende Nederlander
  • boomers en millennials
  • het platteland, het Oostblok, Afrika
  • de media, de politiek
  • iedereen, wij, altijd, natuurlijk

Zulke woorden zijn per definitie ongenuanceerd. Je kunt niet voor ‘ons’ spreken als je niet de hele ‘wij’ erachter kent. Jongeren en ouderen, vrouwen en mannen, Nederlanders en buitenlanders: de verschillen binnen elk van die groepen zijn groter dan die tussen de groepen. Wees je bewust van hoe divers mensen zijn en hou daar bij het schrijven rekening mee.

Een paar praktische aanwijzingen:

  • Zorg dat je zo goed mogelijk weet welke (of wat voor) mensen jouw teksten lezen.
  • Denk niet in hokjes, van welk soort dan ook.
  • Spreek de lezer aan met ‘je’ (of ‘u’) of maak handig gebruik van meervoud, zodat je geen ‘hij/zij’ nodig hebt.
  • Zet de concrete lezer op 1. Niet de gewenste lezer en ook niet jezelf of je organisatie. Schrijf in een perspectief waarin je publiek zich herkent.
Niet generaliseren

Niet generaliseren: fragment uit mijn boek ‘Weg met slechte teksten!’

Framing: verdraaid handig

Framing is een bekende manier om met slim gekozen bewoordingen feiten en meningen te sturen. Gebruikelijk in reclame en activisme (‘plofkip’), maar ook een venijnige truc (‘afvloeien’, ‘tsunami’). Weidemelkkoeien staan minstens 120 dagen per jaar, 6 uur per dag buiten, zegt de boer. Dikke kans dat ze het overgrote deel van hun leven in een stal opgepropt staan, zegt de dierenbeschermer. Allebei waar, maar met welk frame krijg je je lezer mee, en hoever?

Met de zoekwoorden ‘framing’ en ‘frame’ vind je op Frankwatching nuttige artikelen. Twee voorbeelden:

  1. Een negatief frame (‘Voorkom dat je met hagel blijft schieten op jouw doelgroep’) zet sterk aan tot actie, maar een positief frame is sympathieker.
  2. Je kunt een frame van een ander, zoals ‘de linkse wolk’, ook ‘reframen’ of ‘herframen’: je zet het naar je hand door er andere associaties mee te verbinden.

Zolang je de werkelijkheid geen geweld aandoet, kun je je publiek best meenemen in jouw gekleurde kijk op een dienst, product of thema. Vraag je bij het schrijven af: blijft mijn voorstelling van zaken overeind in de dagelijkse praktijk van mijn lezer? En: zijn mijn woorden en beelden niet te vals?

Frame

Eufemismen

Is er een probleem? Draai er dan niet omheen: je kunt het pas oplossen als jij en de ander erkennen dat het er is. Het probleem ‘een dingetje’ noemen, of een ‘issue’, ‘kwestie’, ‘opgave’ of ‘uitdaging’, helpt niet per se.

Eufemismen kunnen nuttig zijn. Je mag harde termen vermijden en zachtere alternatieven kiezen als dit je doel is:

  • de lezer niet kwetsen
  • de boodschap acceptabeler maken

Je gaat een grens over als dit het resultaat van je eufemismen is:

  • de waarheid verhullen
  • de werkelijkheid verdraaien
  • slecht nieuws verstoppen

Vraag je altijd af: is dit wel de goede manier om mijn doel te bereiken? Herken eufemismen bij jezelf en bij anderen en neem ze niet klakkeloos over.

Voorbeelden niet zeggen waar het op staat

Tal van manieren om niet te zeggen waar het op staat: eufemismen kunnen de boodschap draaglijk maken, maar ook verstoppen.

Toch even nuanceren

Dit is geen pleidooi om de boodschap lomp te brengen. Dat je de inhoud eerlijk duidelijk wilt maken, wil nog niet zomaar zeggen dat het extreem rechttoe-rechtaan moet klinken. Vandaar dat ‘nog’ en ‘zomaar’ best in die zin mogen staan, en ‘best’ in deze. Een kwestie van stijl: schrijf zoals je praat, dan klink je meteen menselijker. En dan horen woorden als ‘nou’, ‘maar’ en ‘toch’ erbij.

Plus: de boodschap is vaak lang niet zo zwart-wit. Dat vraagt dus ook om nuancering van de inhoud. Misschien is iets ‘misschien’ zo, en dan zeg je dat maar beter wel. Of heb je een ‘meestal’ nodig, een ‘behalve’ of een ‘zou’. Als zo’n voorbehoud of afzwakking nodig is, mag je dat gewoon laten zien.

Tot slot zijn het geen loze woorden. Aan een droge mededeling als: ‘ik heb gevraagd wanneer de bestelling wordt geleverd’, voegen ze veel achtergrondinformatie toe: ‘ik heb toch maar eens even gevraagd wanneer de bestelling nu eindelijk wordt geleverd.’

Een beetje minder verkleinwoorden

Eén soort kleine woorden moet je wel zien te vermijden als ze echt niets toevoegen: verkleinwoorden.

Is Gorinchem een ‘stadje’? Nee, gewoon een stad. Heeft je buurvrouw een ‘bedrijfje’? Dat klinkt niet zo serieus. En wat dacht je van een ‘vriendje’ met ‘losse handjes’? Allerminst onschuldig, laat staan schattig en klein.

Verkleinwoorden

Verkleinwoorden: voegen ze iets toe of niet?

Kortom: geen extremen

De kortste samenvatting: wil je als schrijver je geloofwaardigheid en je krediet behouden, dan moet je (1) niet overdrijven, (2) niet liegen, (3) niet generaliseren, (4) fatsoenlijk framen, (5) eerlijk zijn, (6) niet te bot klinken en (7) zowel je onderwerp als je lezer serieus nemen. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar hou je er maar eens aan …

Dus pas je op en zorg je ervoor dat je écht achter je eigen woorden kunt staan?