Web 2.0: Graag, maar wel in eigen tijd?!

0

“We moeten meer kennis delen, innoveren, talent binden en open zijn. Daar moet een platform voor komen waar iedereen op en bij kan. We maken dan een publicatieprotocol en een centrale redactie, en we leggen dat vast in het kwaliteitshandboek”. “En o, ja waar kan ik de uren op schrijven die we aan deze discussie hebben besteed?”. Aldus een samenvatting van een gesprek met een van onze klanten.

Eén van redenen waarom web 2.0 nog niet optimaal benut of onbekend is binnen organisaties is de tijdsbesteding van werknemers. Of beter gezegd het niet gewend zijn aan tijd te besteden aan zomaar iets wat je leuk of belangrijk vindt. Soms lijkt ‘de bedrijfscultuur’ een barrière voor het gebruiken van web 2.0, omdat de gewoonte bestaat over iedere minuut verantwoording af te leggen.

Clay Shirky (schrijver van Here Comes Everybody: The Power of Organizing Without Organizations) heeft uitgerekend dat de totale tijd die aan Wikipedia is besteed (“the whole project; every page, every edit, every talk page, every line of code, in every language that Wikipedia exists in”), evenveel is als de tijd die in de US per weekend wordt besteed aan het kijken naar commercials. Dat is 0,05% van het totale aantal uren dat tv wordt gekeken in de US. In Nederland kijkt men gemiddeld 1.000 uur tv per jaar. Al wint internet terrein. Aan tijd om web 2.0 te ontdekken geen gebrek dus, maar in de meeste gevallen gebeurt dat wel in “eigen” tijd.

In de (ideale) 2.0 wereld kan vooral het individu bedenken waar hij of zij haar tijd aan wil besteden, dus daar waar de “energie” zit. In de (huidige) organisatie lijkt dat nog niet het geval te zijn. Google wordt vaak als goed voorbeeld genoemd met de 20-procentsregel, die voorschrijft dat iedere werknemer, tot aan koks en telefonistes toe, één dag per week naar eigen voorkeur mag invullen. In een (ouder) artikel in de NRC staan uitspraken over de Google-cultuur “Je moet een houding hebben van ‘ik wil hier zijn’. En niet van: vijf uur, alles afkappen, op naar huis.” Of werknemers geven een voorbeeld “Laatst brak iemand zijn been. Iedereen leverde een klein beetje vakantie in zodat hij langer thuis kon herstellen.” Deze voorbeelden laten zien dat er veel kan en veel tijd is voor eigen initiatieven, maar dat er ook veel “eigen” tijd in het bedrijf wordt gestoken. Het onderscheid tussen tijd van de baas en eigen tijd lijkt vager te worden.

Een leuk voorbeeld in deze is het verhaal van Geek Squad. Geek Squad heeft meerdere vestigingen en de manager heeft zijn hoofd gebroken om meer interactie te bewerkstelligen tussen de vestigingen. Dat kwam moeizaam van de grond, dacht hij. Totdat hij erachter kwam dat door diverse vestigingen Battlefield 2 online wordt gespeeld en tijdens het spelen allerlei bedrijfszaken aan bod komen. En de medewerkers dus geen richtlijn van bovenaf nodig hadden om met elkaar in contact te zijn. De manager speelt nu ook mee, en is daar zeer tevreden mee. Medewerkers kiezen blijkbaar hun eigen context en tijd om ‘werk’ te bespreken.

Al vaker is beschreven dat de meest succesvolle 2.0 initiatieven tussen consumenten ontstaan en minder (succesvol) worden ingezet binnen organisaties. Het directe belang van en de opbrengst voor het individu is blijkbaar zwaarwegend. Zowel een onderzoek van KPMG als het rapport van Economist Intelligence Unit laten eveneens zien dat bij veel bedrijven vooral de marketing en sales afdelingen web 2.0 toepassingen het meest gebruiken. Dit om meer te verkopen en nieuwe klanten binnen te halen. De aandacht die er is voor web 2.0 is meer extern dan intern georiënteerd.

De combinatie van bovenstaande, dus verantwoording voor elke minuut, waarbij ruimte en tijd door regels en procedures wordt geboden én het inzetten van web 2.0 voornamelijk extern georiënteerd, dragen niet bij aan het profiteren van de voordelen die web 2.0 binnen organisaties biedt.

Hiermee wil ik niet zeggen dat binnen de huidige businessmodellen geen tijd voor andere zaken dan de business is. Een verhouding van 70-30% aan direct productief en niet direct productief is een normale verhouding. Ik denk dat het businessmodel van de toekomst in die verhoudingen niet veel anders wordt. Maar organisaties kunnen wel de ruimte geven om medewerkers de 30% niet direct-productieve tijd zelf in te laten delen. Aan zaken, die mensen echt leuk vinden én die hun werk leuker, beter en mooier maken. Want dat leidt tot innovatie, plezier en vooral ook meer 2.0 in de organisatie. The new world of work. Dát helpt!