Innovatie

En we noemen haar de netcent

0

Er is een rommelmarkt in het Franse dorpje. Altijd de laatste zondag van augustus. De slager verkoopt meccano aan de burgemeester die net grootvader werd, het middelbareschoolkind neemt afscheid van haar knuffels. De zolders zijn geplunderd, de straat is voor één ochtend een marktplaats. Daarom heet een dergelijke markt een ‘vide grenier’, het leegmaken van je zolder. Er is geen plaats voor handelaars met woekerprijzen. Er wordt betaald in centen, stuivers, dubbeltjes, euro’s en dubbele euro’s. Nauwelijks papiergeld, zeker geen cheques of bankkaarten.

Het risico voor de deelnemers is nooit groter dan de hoeveelheid geld die ze in hun zak hebben. Om mee te doen hoef je je niet bekend te maken, het mag wel. De omloopsnelheid van artikelen is hoog, de handel is levendig, er zijn geen transactiekosten, de markt is bijna perfect. Veel spullen wisselen van eigenaar juist omdat de drempel om te kopen zo laag is, en dat heeft alles te maken met het bedrag. Er worden speldjes verhandeld voor vijf cent, briefkaarten voor tien cent, een spelcomputer voor twee euro, een leren jas voor tien. Allemaal microbetalingen.

Stel nu dat het mogelijk is om op het internet een betalingssysteem te ontwikkelen met de kenmerken van de rommelmarkt, met als enige verschil dat er handel in informatie plaatsvindt en niet in fysieke goederen. De markt is laagdrempelig, de betalingen zijn klein, er zijn geen transactiekosten, het risico van de deelnemers is beperkt, gebruikers mogen anoniem zijn en de artikelen zijn courant.

Hoe de munteenheid heet, is niet van belang. Bij voorkeur een neutrale naam. Dus niet een ‘cyberbuck’, dat is te veel dollar. Noem het een netcent, waarna de centrale banken de wisselkoers tussen hun munteenheid en de netcent zullen vaststellen. Voorstel: niemand mag meer dan een equivalent van vijftig euro in netcenten bezitten.

De organisatie van de netcenten wordt in eerste instantie bekostigd door een combinatie van grote muziek- en filmmakers en een aantal grote uitgevers. Misschien komt Google er wel bij. Niet eens een heel wilde gedachte, Google heeft in maart 2007 een licentie om elektronisch geld uit te geven aangevraagd bij de Engelse FSA, Financial Services Authority. Er wordt gebroed.

En nu moet je opletten wat er kan gebeuren. Er zal een bloeiende handel kunnen ontstaan in kleine goederen, die digitaal kunnen worden geleverd tegen een lage prijs. Als er maar aantallen worden gemaakt.

De Engelse rockgroep Radiohead plaatste haar album op het internet. De eerste dag werden er 400.000 albums gratis gedownload, de eerste drie weken waren dat er in totaal 2,3 miljoen. Stel nu dat de band een bijdrage van honderd netcenten – laten we stellen dat dit ongeveer een euro is – had gevraagd, zou dit voor iemand een reden zijn geweest om van de transactie af te zien? Het is onwaarschijnlijk. Als je tien cent over hebt voor een sms’je, heb je ook honderd cent over voor een uur muziek. Opbrengst voor Radiohead: ruim euro 2mln euro. Redelijk? Het zij ze gegund.

Alle weekbladen stellen hun archief ter beschikking. De gebruiker betaalt per artikel een paar cent tot een paar stuivers, de prijs is afhankelijk van het aantal woorden en de actualiteit. Er komt een overkoepelende zoekfunctie van een grote elegantie. Nog meer microhandel: foto’s, filmfragmenten, goede doelen.

De stelling: als er een wereldwijd geaccepteerd systeem van microbetalingen op het internet beschikbaar komt, zullen er spectaculaire mogelijkheden ontstaan.

De pakkers-om-niet (de ‘free riders’, de mensen die niets betalen) hadden misschien gelijk; ze hebben het nu niet meer. De oude industrie – op de markt zijn dat de handelaars met woekerprijzen – reageert, zij het wat laat. Een nieuwe markt van gebruikers zal ontstaan. Nog een stelling: die netcenten komen er, over een aantal jaren.

Door de prijs is de drempel voor de digitale koper aantrekkelijk laag. Geld moet rollen. Het is De Nederlandseche Bank zelf die een leergang onder deze naam uitbracht. Van die hoek hoeven we dus geen bezwaar te verachten.

Deze column is eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.