Maakt internet ons dommer?

0

Nicholas Carr, de bekende auteur van het boek “Does IT Matter? Information Technology and the Corrosion of Competitive Advantage”, merkte zo’n 2 jaar geleden dat zijn aandacht voortdurend verslapte bij het lezen van boeken. Na het lezen van een paar bladzijden dwaalden zijn gedachten af en wilde hij iets anders doen. Zijn bevindingen verwoordde hij in het artikel “Is Google Making Us Stupid?”. Het artikel deed destijds veel stof opwaaien. Het was voor Carr de aanleiding om zich vast te bijten in het onderwerp. Het eindresultaat van zijn onderzoek, “The Shallows: What the Internet Is Doing to Our Brains”, is sinds begin juni van dit jaar in boekvorm te verkrijgen.

In dit boek betoogt Carr dat technologie de wijze waarop onze hersenen functioneren ingrijpend verandert. Vaak hebben we echter niet in de gaten dat een technologie de werking van ons brein wijzigt. Pas in een later stadium, wanneer de technologie gemeengoed is geworden, vallen de veranderingen op. Of zoals Marshall McLuhan zegt: “Media aren’t just channels of information. They supply the stuff of thought, but they also shape the process of thought.

Volgens Carr zijn er ruwweg 4 soorten technologieën te onderscheiden. Allereerst zijn er technologieën die onze fysieke kracht versterken, zoals de ploeg om het land mee te bewerken. De tweede categorie verbetert onze zintuigen, zoals de microscoop, de bril of het gehoorapparaat. De derde categorie maakt het mogelijk om de natuur te een handje te helpen, opdat de natuur beter luistert naar de grillen van de mens, denk hierbij aan de pil of het genetisch gemanipuleerde korenveld. Als laatste onderscheidt Carr gereedschappen die ons intellect verbeteren, voorbeelden hiervan zijn de klok, het kompas en het boek.

Het Internet valt onder de laatste categorie. En Carr vindt deze technologie duidelijk geen verbetering. Het world wide web mag ons dan wel toegang verstrekken tot een enorm hoeveelheid kennis, maar het geeft ons geen diepgang. Dat is de concessie die wij met zijn allen moeten maken. Het Internet fragmenteert onze aandacht. We surfen van link naar link. Alles moet in hapklaarbrokjes worden aangereikt, anders klikken we weg. En deze versplintering is in al de facetten van onze huidige snackeconomie doorgedrongen. Het concept van een muziekalbum bestaat niet meer, muzieknummers worden voor 0,99 dollarcent verkocht via iTunes. Veel kranten zijn afgestapt van lange artikelen, schreeuwende koppen moeten nu de aandacht van de lezer trekken. (En wees nu eens eerlijk tegenover jezelf, heb je tijdens het lezen van dit artikel al iets anders gedaan, heb je op de links geklikt, even je e-mail gecontroleerd?)

De gedachtegang van Carr is niet nieuw. Eerdere onderzoeken hebben reeds uitgewezen dat het brein verandert door veelvuldig het internet te gebruiken. In het boek iBrain van Garry Small werden tieners onder een MRI scanner gelegd. En inderdaad de resultaten van dit onderzoek lieten duidelijk zien dat zij veel meer de rechterkant van hun brein gebruiken dan wij doen. Dus veel meer ruimte voor spontaniteit, fantasie, emotie en creativiteit.

Accepteer cookies

Maar is dit per definitie slecht? Het feit dat ons brein verandert als gevolg van internettechnologie, maakt ons dit dommer? Enkele weken na het verschijnen van het laatste boek van Nicholas Carr, publiceerde Clay Shirky zijn boek “Cognitive Surplus: Creativity and Generosity in a Connected Age”. Shirky beweert in dit boek dat het Internet ons juist slimmer maakt. De opkomst van de televisie heeft al onze vrije tijd opgeslokt. Na een dag werken en het avondeten, zakken we onderuit op de bank en zitten we als couchpotatoes naar de televisie te staren. Het internet trekt ons bij de televisie weg. Volgens Shirky wordt de tijd, die we dankzij het internet nu niet meer voor de buis besteden, zinvol ingezet (het cognitief surplus). Als voorbeeld haalt hij hier Wikipedia aan, dat dankzij de vrije tijd van honderdduizenden mensen een enorm bron van kennis kon worden. Maar ook de lolcats zijn hier een voorbeeld van. Het feit dat mensen hun spaarzame uurtjes inzetten om een foto van een kat te voorzien van een grappige tekst, tovert bij velen een glimlach op de lippen, en moet dus als een zinvolle bijdrage worden gezien.

Shikry beweert dat het internet een uniek platform is dat verborgen talenten de mogelijkheid geeft om zichzelf te ontplooien ten gunste van zichzelf en van anderen. En hier hoeft niet meteen een prijskaartje aangehangen te worden. Simpelweg de mogelijkheid om een ander te kunnen helpen is al voldoening genoeg. Don’t Be Evil dus.

Maar wie heeft er dan gelijk? Is het Nicholas Carr of is het Clay Shirky? Aan het eind van zijn boek vertelt Carr dat hij een nieuw WIFI-apparaat heeft aangeschaft, dat hem de mogelijkheid geeft om muziek en video door zijn hele huis te streamen. “I have to confess: it’s cool,” zegt hij. “I’m not sure I could live without it.” En daar slaat hij de spijker op zijn kop. Technologie valt niet te stoppen. Technologie heeft een eigen wil. We kunnen maar beter de technologie omarmen, de vruchten ervan plukken en haar ten goede aanwenden. En dat wij mensen als gevolg van een technologie veranderen, dat is niets nieuws, het is iets van alle tijden. Het is ook per definitie niet slecht, het is alleen goed om ons er wel van bewust te zijn.